CVRM GMK les 7 diabetes

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In deze les zit veel theoretische informatie.
De studenten hoeven niet alles op te schrijven, dit is te veel
Belangrijker is dat ze de werking snappen
De ppt komt beschikbaar na de les.

deze les
herhalen bloedstolling
insuline
orale antidiabetica; 
Welke groepen zijn er
Hoe werken de geneesmiddelen
stappenplan voor behandeling

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar staat VKA voor en welke 2 geneesmiddelen vallen onder deze groep?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

INR 2 betekent dat je bloed
A
2x zo snel stolt als normaal
B
2x zo langzaam stolt als normaal
C
weet ik niet

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een trombocytenaggregatie remmer zorgt ervoor dat
A
fibrine minder goed werkt
B
de bloedplaatsje minder plakken
C
weet ik niet

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat DOAC voor?

Slide 6 - Open vraag

DOAC: Direct oral anticoagulantia

diabetes mellitus

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

link 
https://www.youtube.com/watch?v=K4UsrTNz37I

Wat is type 1 diabetes.
Uitleg over diabetes
Duurt 3:55

insuline
alvleesklier : Eilandjes van langerhans
  • Bètacellen: produceren insuline
  •                 Glucose uit bloed wordt opgenomen in                        lichaamscellen
  •                  Teveel glucose wordt opgeslagen als glycogeen
  • Alfacellen : produceren glucagon
  •                   glycogeen wordt weer afgebroken tot glucose


Slide 9 - Tekstslide

Bij type 1 maakt het lichaam geen of veel te weinig insuline, er is een enorm tekort: insuline afhankelijk, vaak vanaf kinds af aan.
Bij type 2 er wordt te weinig insuline aangemaakt of de cellen zijn ongevoeliger: de alvleesklier kan de vraag niet aan
Insuline wordt gemaakt in alvleesklier de pancreas in de eilandjes van langerhans.
Er zitten beta en alfa cellen
Betacellen produceren : insuline
Alfacellen produceren: glucagon
Glucagon is de tegenhanger van insuline
Zorgt insuline er voor dat glucose opgenomen wordt in de cellen als glycogeen, glucagon zorgt ervoor dat het weer vrijkomt
Insuline : glucose uit het bloed wordt snel opgenomen in de lichaamscellen, vooral in de spiercellen en vetcellen
 te veel aan glucose wordt opgeslagen als glycogeen (noodvoorraad)
In vetcellen wordt glucose omgezet in vet
Bevordert vormen van eiwitten

waarom wordt insuline subcutaan gegeven?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een bijwerking van insuline
A
hyperglykemie
B
hypoglykemie
C
ik weet het niet

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

insulines
indeling:
  • kort-, midden-, langwerkend
  • dosering op geleide van suikerspiegel bloed

  • Bij hypo: glucagon
  • tegenhanger van insuline
  • suiker komt vrij uit de cellen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

orale antidiabetica
  • hoofdstuk 16.6
  • verlagen het glucose gehalte in het bloed
  • alleen wanneer de alvleesklier nog insuline produceert
  • altijd eerst proberen met een dieet het suikergehalte omlaag te krijgen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

indeling
  1. biguaniden
  2. SU- derivaten
  3. TZD
  4. DDP-4 remmers
  5. SGLT2 remmers



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

biguaniden

  • 1ste keus
  • alleen metformine
werking
  • Vertraagd de glucoseproductie in de lever
  • Verhoogd de gevoeligheid van de spiercellen voor insuline

Slide 15 - Tekstslide

Het eerstekeuzemiddel bij DM2 is metformine.
 Metformine is het enige middel in deze geneesmiddelgroep
-Het vertraagt de glucoseproductie in de lever
-vergroot de gevoeligheid van spiercellen voor insuline. (insuline zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen in de cellen en dat glucose in de spiercellen en de lever wordt omgezet in glycogeen)
Een vervelende bijwerking van metformine zijn maag-darmklachten.

Sulfonyl ureum derivaten
  • Afgekort: SU-derivaten
  • Toegevoegd aan biguanide
  •  alvleesklier maakt meer insuline aan
  • gliclazide
  •  tolbutamide



Slide 16 - Tekstslide

Dit is een geneesmiddelgroep die vaak wordt aangeduid met SU-derivaten,
SU-derivaten stimuleren de productie van insuline in de alvleesklier
met als vertegenwoordigers glibenclamide, glimeperide, tolbutamide en gliclazide
Sulfonylureumderivaten worden op basis van hun werkingsduur onderverdeeld in:
kortwerkende middelen, zoals gliclazide, glimepiride en tolbutamide;
langwerkende middelen, zoals chloorpropamide en glibenclamide.

Thiazolidinedionen
  • afgekort: TZD
  • Lichaam wordt gevoeliger voor insuline


Slide 17 - Tekstslide

In Nederland is op dit moment pioglitazon het enig overgebleven TZD.
Pioglitazon verhoogt de gevoeligheid van lichaamsellen voor insuline. Gebruik van dit middel bij patiënten met hartfalen is NIET toegestaan.
Bijwerkingen: oogklachten, infecties bovenste luchtwegen
Stofnaam​
Merknaam​
Pioglitazon
Actos

DPP-4-remmers
  • Incretine= hormoon
  • Wordt gemaakt in darmen
  • door dit hormoon  gaat de alvleesklier insuline produceren

  • Dipeptidylpeptidase-4 (DPP-4) = enzym
  • Dit enzym breekt het hormoon incretine af
  • Door dit enzym te remmen blijft er meer hormoon incretine over
  • Zorgen voor minder grote schommelingen in de glucose




Slide 18 - Tekstslide

Incretine is een hormoon
Incretine wordt door de darmen gemaakt. Er wordt na elke maaltijd meer hormoon aangemaakt
Het hormoon zorgt ervoor dat de alvleesklier insuline gaat aanmaken
Bij diabetes patienten wordt er minder van dit hormoon geproduceerd
Het enzym DPP-4 breekt normaal het hormoon incretine af.
Door het enzym te remmen wordt de concentratie van dit hormoon verhoogt.
Stofnaam​
Merknaam​
Linagliptine Trajenta
Saxagliptine Onglyza
Sitagliptine Januvia
Vildagliptine Galvus

SGLT2-remmers
  • de nieren zorgen dat de glucose in het bloed wordt heropgenomen
  • hiervoor is transporter nodig
  •  dit is de natriumglucose-cotransporter = SGLT2
  • deze zorgt dat glucose weer opgenomen wordt in het bloed
  • De SGLT2 remmer zorgt dat de transporter zijn werk niet kan doen
  • hierdoor wordt er minder glucose heropgenomen
  • Zorgen er dus voor dat mensen de glucose uitplassen



Slide 19 - Tekstslide


In de nieren zit natriumglucose cotransporter dit zorgt er normaal voor dat glucose weer wordt opgenomen in het bloed
SGLT remmer zorgen ervoor dat er meer glucose wordt uitgescheiden door de nieren. Hierdoor blijft er minder glucose in het bloed
Bijwerkingen: genitale infecties en urineweginfecties
Stofnaam​
Merknaam​
Canagliflozine Invokana
Dapagliflozine Forxiga
Empagliflozine Jardiance

overige
  • Maar bij een beperkt aantal mensen
  • Lichaam maakt meer insuline aan: (Repaglinide)
  • Beperkt de glucoseopname in dunne darm :(Acarbose) 




Slide 20 - Tekstslide

Repaglinide en acarbose zijn middelen die voor een kleine groep patiënten meerwaarde kunnen hebben.
Repaglinide werkt net als een SU-derivaat (stimuleert de productie van insuline in de alvleesklier).
Bijwerkingen: hypoglykemie, buikpijn en diarree
Acarbose beperkt de glucoseopname in de dunne darm.
Bijwerkingen: flatulentie (winden laten), diarree
Gedurende de eerste 6 tot 12 maanden dienen de leverenzymwaarden te worden gecontroleerd. Bij een stijging hiervan kan worden overwogen de dosering te verlagen of de behandeling te staken.
Stofnaam​
Merknaam​
Repaglinide Novonorm
Acarbose Glucobay

stappenplan

eerst de leefstijl aanpassen:
  • afvallen
  • stoppen met roken
  • voldoende beweging 
  • Als dit niet voldoende effect heeft of de diabetes, dan kan de arts het volgende stappenplan volgen:






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stappenplan
Stap 1.
  • Biguaniden (metformine)
Stap 2.
  • Toevoeging SU-derivaten (gliclazide) bij metformine
Stap 3.
  • Spuiten van insuline naast metformine en gliclazide of als alternatief DPP-4 remmer of GLP receptoragonist
Stap 4:
 intensiveer insulinebehandeling : alternatief zie stap 3

Slide 22 - Tekstslide

Stap 1Metformine (start 500-850 mg 1 dd, max. 1000 mg 3 dd)
Stap 2Voeg een sulfonylureumderivaat toe (bij voorkeur gliclazide*; langwerkend: start 30 mg 1 dd, max. 120 mg 1 dd; middellangwerkend: start 80 mg 1 dd, max. 80 mg 3 dd)
Stap 3Voeg (middel)langwerkende insuline eenmaal daags toe (bij voorkeur NPH-insuline) Alternatief (op indicatie): DPP-4-remmer of GLP-1-receptoragonist
Stap 4Intensiveer insulinebehandeling (tweemaal daags mixinsuline of basaal bolusregime) Alternatief (op indicatie): DPP-4-remmer of GLP-1-receptoragonist

medicatie bewaking
  • Diabetes mellitus is een contra-indicatie 
  • corticosteroïden ontregelen de suiker
  • Suikerhoudende dranken
  • Contact apotheker: bij contra-indicatie of interactie



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?
VRAGEN?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies