Lesweek 14 Betoog schrijven 3F

Wat staat gepland?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat staat gepland?

Slide 1 - Tekstslide

Schrijven

Schrijven - een betoog schrijven 3F

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 3 - Quizvraag

1F
Inleiding:
Wie/wat wordt alleen genoemd.
Slot: korte herhaling van de mening
200- 250 woorden
Kern: Uitleg van de mening (argumenten) + voorbeelden.

Slide 4 - Tekstslide

2F
Inleiding:
Wie/wat & waarom
worden genoemd.
Slot: Conclusie of samenvatting van de hele tekst
400- 500 woorden
Kern:
Mening (kernzin) + argumenten
+ feiten
+ conclusie/ samenvatting van de alinea

Slide 5 - Tekstslide

3F
Inleiding:
Wie/wat + waarom+ hoofdvraag worden genoemd.
Slot: Conclusie/ samenvatting + hoofdvraag beantwoorden
Kern: Mening (kernzin) + argumenten:
Eigen ervaring +
Brongebruik (feiten) +
Voorbeelden +
Conclusie

500- 700 woorden

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat zet je niet in de inleiding
- Argumenten
- Termen uit de theorie over het betoog, zoals: 
   'Mijn stelling is als volgt stelling.....' 
   'Ik betoog het volgende .......'
   'De hoofdvraag die ik ga uitwerken is.....'
- Algemene opmerkingen: 'zoals iedereen weet...' (drogreden)
- Je alinea beginnen met 'Ik......'

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat gebruik je niet in de kern (3F)?

Valse argumenten (drogredenen).
Valse bronnen (deze vallen niet te controleren)
Voorbeelden van situaties die niet hebben plaatsgevonden

Slide 10 - Tekstslide

Wat waren drogredenen ook al weer?
Soms probeert iemand je te overtuigen met een argument waarvan je voelt dat er iets niet mee klopt. Dan kan er sprake zijn van een drogreden. 
Drogredenen worden ook wel foute argumentaties genoemd. 

Er is sprake van een drogreden bij een onjuist gebruik van een argument of een overtreding van een discussieregel.

Slide 11 - Tekstslide

Welke signaalwoorden kun je gebruiken om je eerste argument aan te geven?
A
Allereerst
B
Vervolgens
C
Ten eerste
D
Bovendien

Slide 12 - Quizvraag

Welke signaalwoorden kun je gebruiken om een tweede argument aan te geven?
A
Bovendien
B
Ten tweede
C
Vervolgens
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 13 - Quizvraag

Met welk signaalwoord kun je een tegenargument aangeven?
A
Maar
B
Echter
C
Daarentegen
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 14 - Quizvraag

Wat kan je schrijven in je slot?
A
Nieuwe argumenten
B
Een samenvatting van je beste argumenten
C
Nog een laatste tegenargument
D
Een herhaling van je standpunt

Slide 15 - Quizvraag

Slot (3F)
- Een of twee alinea's
- Zorg voor verbinding met de inleiding:
  • Kom terug op je hoofdvraag, anekdote of voorbeeld uit de        inleiding. 
  • Herhaal kort jouw standpunt en argumenten.

-LET OP: Geen nieuwe info!!

Slide 16 - Tekstslide

Checklist BETOOG
  • Pakkende titel (woordspeling/grapje)
  • Afronden: Goed doorlezen
  • Alle argumenten op de goede plek? 
  • Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
  • Elk argument een nieuwe alinea?
  • Grammatica en interpunctie? 
  • Maak je zinnen niet te lang!

Slide 17 - Tekstslide

Tot slot 
Bronverwijzing genoemd (APA)?

Noteer onderaan je betoog:
Naam
Studentnummer
Het aantal woorden = inleiding + kern + slot (dus geen titel, bronnen, enz.)

Slide 18 - Tekstslide

2.3 Schrijven Betoog
500 -700 woorden
Schrijven Techniek & Beroep
500 -700 woorden
Er staat meer info bij!
AZ.Verschoor@tcrmbo.nl

Slide 19 - Tekstslide