§ 10.1 soorten krachten

10.1 Soorten krachten
Lesdoelen:

Berekeningen met Fz = m x g maken.
Krachten tekenen .
Verschillende soorten krachten benoemen.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

10.1 Soorten krachten
Lesdoelen:

Berekeningen met Fz = m x g maken.
Krachten tekenen .
Verschillende soorten krachten benoemen.

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
Noteer drie woorden waar je aan denkt bij het horen van het woord kracht.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten krachten
Noteer de verschillende soorten krachten die in het volgende filmpje worden genoemd.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

V.b. soorten krachten
-Spierkracht (Fs)
-Veerkracht (Fv)
-Magnetische kracht (Fm) 
-Zwaartekracht (Fz)
-Spankracht (Fspan)
-Elektrische krachten (Fel)
Met ijzerpoeder maak je de veldlijnen zichtbaar

Slide 5 - Tekstslide

Afstoten en aantrekken
Gelijke lading stoot af, verschillende trekt aan

Slide 6 - Tekstslide

Welke krachten werken er ?

Slide 7 - Tekstslide

De krachten.....
Spierkracht op het touw
Spankracht (in het touw)
Wrijvingskracht (tussen handen en touw)

Eventueel: zwaartekracht, normaalkracht

Slide 8 - Tekstslide

Effecten van krachten
De vorm kan veranderen (plastisch of elastisch)
De richting kan veranderen.
De snelheid kan veranderen.

Slide 9 - Tekstslide

Krachten tekenen
Teken een kracht als een vector (pijl) met een juiste
- grootte
- richting 
- aangrijpingspunt

Kies een handige krachtenschaal: b.v. 1 cm komt overeen met 50 N

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De zwaartekracht
Fz = m x g
Fz= zwaartekracht (N)
m = massa (kg)
g = gravitatiekracht =  9,81 afgerond 10 N/kg

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeeld 
Teken de zwaartekracht die op een man met een massa van 70 kg werkt.

Slide 13 - Tekstslide

Zwaartekracht en gewicht
Het gewicht is de kracht v.e. voorwerp op zijn ondersteuning en wordt uitgedrukt in Newton.

Als het voorwerp ondersteund wordt geldt:
Fz = G
Let op: massa is in kg
Gewicht en zwaartekracht in N

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
De cementbak heeft een massa
van 500 kg. Bereken het gewicht dat aan de kabel trekt.

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking
Geg:  m = 500 kg
g = 10 N/kg

Gevr: G

Opl G = m x g
G=  500 x 10 = 5000 N

Slide 16 - Tekstslide

Belang lesdoelen
Fz = m x g is de moeder der formules en komt telekens terug.
Krachten zijn overal om je heen.
Je begrijpt waarom astronauten lichter zijn op de maan.

Slide 17 - Tekstslide

Controle vragen
1 Noem drie effecten van een kracht.

2 Bij een tekening in een natuurkundeboek staat: “De gebruikte krachtenschaal is 1 cm ≙ 5 N.”
Wat wordt daarmee bedoeld?

3 Welke waarde heeft g op (of vlak bij) het aardoppervlak?

Slide 18 - Tekstslide

Teken in de figuren de volgende krachten. Neem als krachtenschaal 1 cm ≙ 100 N.
Jan trekt met 
400 N aan het 
touw

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Minke oefent door haar gewicht een kracht van 450 N uit op de evenwichtsbalk.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

De aarde oefent een kracht van 500 N uit op Petra. Tip: punt Z is het aangrijpingspunt.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

De expander oefent op elke hand van Erwin een kracht uit van 150 N.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Welke drie krachten werken hier ?

Slide 27 - Tekstslide

Welke drie krachten werken hier ?

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Tijdens een proefwerk moet Jeffrey drie krachten in een figuur intekenen: F1 = 85 N, F2 = 53 N en F3 = 48 N. Als krachtenschaal gebruikt hij 1 cm ≙ 15 N.

Bereken hoe lang hij elke pijl moet tekenen. Geef je antwoorden in cm, met één cijfer achter de komma.

Slide 35 - Tekstslide

antwoorden

Slide 36 - Tekstslide

Eugène wil twee krachten tekenen. De eerste kracht is 4,0 kN groot; de tweede kracht is 6,0 kN groot.

Welke krachtenschaal kan hij het best nemen? Leg je antwoord uit.

Slide 37 - Tekstslide

Eugène kan als krachtenschaal 1 cm ≙ 2 kN of 1 cm ≙ 1 kN nemen. De lengte van de krachtenpijlen blijft dan beperkt. Ook kan hij met deze krachtenschaal gemakkelijk de lengte van de pijl uitrekenen.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Welke vragen kun je nu beantwoorden?

  1. Welke effecten een kracht kan hebben
  2. Hoe je een kracht kan meten
  3. Hoe je een kracht kan tekenen
  4. Welke verschillende soorten krachten er zijn
  5. Hoe je deze krachten kunt herkennen
  6. Hoe je de zwaartekracht kunt berekenen

Slide 41 - Tekstslide