Herhaling H3 Krachten

vandaag
Vandaag: Herhaling H3 Krachten
+
korte uitleg paragraaf 4



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

vandaag
Vandaag: Herhaling H3 Krachten
+
korte uitleg paragraaf 4



Slide 1 - Tekstslide

Kunnen we krachten zien?
Eigenschappen Krachten:
 *  Zijn niet zichtbaar
 *  De gevolgen zijn (soms) zichtbaar

Gevolgen van krachten:
  •    Snelheid
  •    Richting
  •    Vormverandering  
  •         => Tijdelijk (elastisch)
  •         => Blijvend (plastisch)

Slide 2 - Tekstslide

Nettokracht: Fres

Nettokracht = Resultante kracht (wat er effectief overblijft)
De nettokracht is de "optelsom" van alle krachten!

In gelijke richting: 
  • => Optellen
In tegengestelde richting: 
  • => Van elkaar af halen

Slide 3 - Tekstslide

Zwaartekracht: Fz
Fz = m x g

Fz = Zwaartekracht (N)
m = massa (kg)
g = valversnelling (N/kg of m/s2) (binas!!)

LET OP!!! massa is GEEN gewicht

Slide 4 - Tekstslide

Oplossen van een rekenvraag!
Gegevens:
  • Deze haal je uit de tekst / afbeelding / Binas
Gevraagd:
  • Kijk wat er gevraagd wordt en in welke eenheid!
Formule:
  • Noteer de formule (zoek evt op in de binas)
Uitwerking:
  • Laat zien hoe je tot een antwoord komt; invullen van de formule
Antwoord: 
  • Geef het antwoord weer; let op de juiste eenheid

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de formule om de zwaartekracht uit te rekenen?
A
Fz = m + g
B
Fz = m x g
C
Fz = m / g
D
Fz = m - g

Slide 6 - Quizvraag

Opdracht:




Een PlayStation weegt 4500 gram
Bereken de zwaartekracht op de PlayStation

Denk aan de juiste EENHEID!

                  Hoe pak je dat aan!

Gegevens:
  • m = 4500 g = 4,5 kg  ;  g = 10 N/kg
Gevraagd:
  • Fz = ? N
Formule:
  • Fz = m x g
Uitwerking:
  • Fz = 4,5 x 10 = 45 N
Antwoord:
  • Dus de zwaartekracht is 45 Newton

Slide 7 - Tekstslide

Hoe bereken je de massa als de zwaartekracht en de valversnelling van de aarde (g) bekent is?
A
m = Fz x g
B
m = Fz : g
C
m = g : Fz
D
m = Fz - g

Slide 8 - Quizvraag

krachtenschaal

Slide 9 - Tekstslide

De lengte van de pijl is 3 cm, en de zwaartekracht is 12 N wat is de krachtenschaal dan?
A
1 cm ≜ 3 N
B
1 cm ≜ 6,1 N
C
1 cm ≜ 4 N
D
1 cm ≜7N

Slide 10 - Quizvraag

H3.4 Momentenwet
  • Hefboomregel; werkkracht x werkarm = lastkracht x lastarm 
  • Formule:      
  •     M1   =   M2
  • F1 x l1 = F2 x l2   
  • F1 x 3,0 = 10 x 12
  •     F1 x 3 = 120
  • F1 = 120 : 3 = 40 N
  • Antwoord: De kracht op de spijker is 40 Newton 
  • arm 4x kleiner => kracht 4x groter


Slide 11 - Tekstslide

Kruiwagen met stenen
a) Waar zit het draaipunt?
b) Waar zitten de twee krachten?
c) Lengte arm v/d last (stenen)
  • 20 cm (= 0,20 m)
d) Lengte arm v/d spierkracht
  • 20 + 120 = 140 cm (= 1,40 m)
e) Massa stenen en kruiwagen = 95 kg, wat is de zwaartekracht hierop.
  • G: m = 95 kg ; g = 10 N/m2
  • G: Fz = ? N
  • F: Fz = m x g
  • U: Fz = 95 x 10 = 950 N
  • A: De zwaartekracht is 800 N
f) Wat is de spierkracht om de kruiwagen op te tillen?
  • G:   F1 = 950 N ; L1 = 20 cm
  •        F2 = ? N     ; L2 = 140 cm
  • F:    F1 x L1  = F2 x L2
  • U:   950 x 20 = F2 x 140
  •          19 000 = F2 x 140
  •  A:     F2 = 19 000 : 140 = 136 N

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van Druk in de natuurkunde

Slide 13 - Tekstslide

Druk berekenen:
druk hangt af van kracht en oppervlakte 
kracht
Kracht (F) berekenen je met de volgende formule:

F = m x g 

F = kracht in Newton (N)
m = massa in kilogram (kg)
g = valversnelling in newton per kg (N/kg), deze is op aarde altijd 10 N/kg
eenheden
De druk kan je berekenen in verschillende eenheden.
1 Pa = 1 N/m2 = 0,0001 N/cm2

Slide 14 - Tekstslide

Eric is 66 kg. De zolen van zijn schoenen hebben elk een oppervlak van 300 cm2. 
Hoe groot is de druk die Eric op de grond uitoefent als hij met beide schoenen op de grond staat? Schrijf de berekening op.

Gegevens:
  • m = 66 kg => 
  • Fz = 66 x 10 = 660 N
  • A = 2 x 300 cm2 = 600 cm2
Gevraagd:
  • p = ? N/cm2
Formule:
  • p = F : A
Uitwerking:
  • p = 660 : 600 = 1,1 N/cm2
Antwoord:
  • De druk is 1,1 N/cm2

Slide 15 - Tekstslide

Een vrachtwagen voor zwaar transport mag ieder wiel maximaal 18 kN belasten. De vrachtwagen vervoerd een zwaar onderdeel met een massa van 50 ton (50 000 kg). Daarvoor gebruiken ze een vrachtwagencombinatie met een groot aantal assen. Aan iedere as zitten vier wielen. Hoeveel assen moeten er minimaal aan deze vrachtwagencombinatie zitten?
Gegevens/gevraagd:
  • m = 50 000 kg   ;   g = 10 N/m2
  • iedere as heeft 4 wielen
  • max belasting per as = 4 x 18 kN = 72 kN
  • Hoeveel assen minimaal nodig?
Formule/uitwerking:
  • Fz = m x g = 50 000 x 10 = 500 000 N = 500 kN
  • Aantal assen = 500 kN : 72 kN = 6,9 
Antwoord:
  • Dus er zijn minimaal 7 assen nodig

Slide 16 - Tekstslide

En nu aan de slag met H3.8

  • "zelf oefenen" in learnbeat (H3.8)
  • De docent gaat controleren wat je online gedaan hebt.

Kijk ook de gemaakte opdrachten uit het boek na!

Morgen: Oefentoets
Volgende week PTA H3

Slide 17 - Tekstslide