De Ontwikkelingsfases van een Baby

De Ontwikkelingsfases van een Baby

Leerdoelen

Aan het einde van deze les kan je de vier ontwikkelingsfases van een baby noemen en beschrijven.

Leg aan het begin van de les uit wat de leerlingen kunnen verwachten te leren.

Wat weet jij al over de verschillende ontwikkelingsfases van een baby?

Fase 1: De Pasgeboren Baby

Deze fase duurt van geboorte tot 2 maanden. Baby's hebben veel slaap nodig, en kunnen alleen licht, geluid, en de geur van hun moeder onderscheiden.

Gebruik afbeeldingen of video's om de informatie te verduidelijken.

Fase 2: De Baby van 2 tot 6 Maanden

Tijdens deze fase beginnen baby's te glimlachen, te brabbelen, en hun hoofd op te tillen. Ze beginnen ook te ontdekken wat hun handen zijn, en kunnen voorwerpen vastpakken.

Laat de leerlingen voorwerpen vastpakken en beschrijf hoe deze interactie past in de ontwikkelingsfase van de baby.

Fase 3: De Baby van 6 tot 12 Maanden

In deze fase beginnen baby's te kruipen, en sommigen beginnen te lopen. Ze kunnen ook woorden zeggen zoals 'mama' en 'papa', en begrijpen simpele instructies.

Laat de leerlingen praten over hun eigen ervaringen met het zien van baby's die kruipen of lopen.

Fase 4: De Baby van 12 tot 24 Maanden

Tijdens deze fase zijn baby's druk bezig met het leren van nieuwe vaardigheden. Ze kunnen zinnen zeggen, en beginnen te leren over kleuren en vormen.

Geef voorbeelden van activiteiten die baby's op deze leeftijd zouden doen om nieuwe vaardigheden te leren.

Ontwikkelingsfases Samenvatting

Baby's ontwikkelen zich snel tijdens hun eerste twee levensjaren. Het is belangrijk om te begrijpen welke vaardigheden baby's leren tijdens elke fase.

Herhaal de belangrijkste punten van de les.

Interactieve Quiz

Test je kennis met deze quiz!

Maak een quiz om te zien of de leerlingen de informatie hebben begrepen.

Bronnen

Gebruikte bronnen voor deze les: [lijst bronnen].

Vermeld de gebruikte bronnen, zodat leerlingen verder kunnen lezen als ze geïnteresseerd zijn.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.