Spelling: samenstellingen

Spelling
Pak je leesboek en start met lezen

Uitleg en oefenen Tussenletters in samenstellingen
aan de slag 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Pak je leesboek en start met lezen

Uitleg en oefenen Tussenletters in samenstellingen
aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet welke regels je moet toepassen bij tussenletters in samenstellingen.

Slide 2 - Tekstslide

 rugzak

rugzaktoerisme
is een vorm van reizen, waarbij vaak jongere reizigers met een beperkt budget de wijde wereld intrekken.

rugzaktoerismebranche
Een branche of economische sector is een groep van bedrijven die samen actief zijn in een bepaalde groep goederen en diensten.

Slide 3 - Tekstslide

Leg het verschil uit tussen
hoofd weg
hoofdweg
timer
0:30

Slide 4 - Open vraag

Hoofdregel
Als je te maken hebt met één persoon, dier of ding dan schrijf je het woord aan elkaar.
lange afstandsloper    langeafstandsloper

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen
drink water
drinkwater
timer
0:30

Slide 6 - Open vraag

Je kunt de haantjes herkennen aan hun rode
timer
0:30
A
hanen kammen
B
hanenkammen

Slide 7 - Quizvraag

Er zijn ...............in dierentuin Oudehand
timer
0:30
A
weer wolven
B
weerwolven

Slide 8 - Quizvraag

Ze is een................voor haar leeftijd.
timer
0:30
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 9 - Quizvraag

Samenstelling
Als je twee woorden aan elkaar plakt, maak je een samenstelling: school + boek = schoolboek.

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer komt er een -(e)n-?
Als het eerste deel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je -en- tussen de woorden.
Boekenbon
Paardenstal
Tomatensoep

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer geen extra -n? 1/2
  • Als het eerste deel van de samenstelling geen meervoud heeft. Gerstebier
  • Als het eerste deel van de samenstelling ook een meervoud op -s heeft. Groentewinkel
  • Het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets waar er maar één van is. Maneschijn

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer geen extra -n? 2/2
  • Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is. Armelui
  • Als het eerste deel een werkwoord is. Huilebalk
  • Het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord versterkt. Beresterk

Slide 13 - Tekstslide

Wanneer moet je een -s toevoegen?

  • Als je in een samenstelling een -s- hoort, dan schrijf je die ook.
  • Soms begint het tweede deel van de samenstelling met een s-klank. Vervang dan het tweede deel door een ander woord dat niet met een s-klank begint. Oorlogsschip - oorlogsbuit Hoofdstraat - hoofddoek

Slide 14 - Tekstslide

peer+sap
A
peersap
B
perensap
C
peresap

Slide 15 - Quizvraag

Breken+been
A
breekbeen
B
brekenbeen
C
brekebeen

Slide 16 - Quizvraag

hebben+ding
A
hebbeding
B
hebbending
C
hebding

Slide 17 - Quizvraag

arm+lui
A
armelui
B
armenlui
C
armlui

Slide 18 - Quizvraag

zon+stelsel
A
zonnestelsel
B
zonnenstelsel
C
zonstelsel

Slide 19 - Quizvraag

station+plein
A
stationplein
B
stationsplein

Slide 20 - Quizvraag

mening+verschil
A
meningverschil
B
meningsverschil

Slide 21 - Quizvraag

meisje+fiets
A
meisjefiets
B
meisjesfiets

Slide 22 - Quizvraag

zaak+man
A
zaakman
B
zakeman
C
zakenman

Slide 23 - Quizvraag

kat+bak
A
katbak
B
kattebak
C
kattenbak
D
kattensbak

Slide 24 - Quizvraag

Seconde+wijzer

Slide 25 - Open vraag

Bejaarde+flat

Slide 26 - Open vraag

tarwe+bloem

Slide 27 - Open vraag

Aan de slag 

Maken les 40 opdracht 5/6/8

Slide 28 - Tekstslide