Opdrachten basisstof 3: Samenleven

Opdrachten basisstof 3: Samenleven
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdrachten basisstof 3: Samenleven

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht 1 (basisstof 3)
a. Wat wordt bedoeld met de populatiegrootte?

b. Geef een voorbeeld van een biotische en een abiotische factor waardoor de populatiegrootte kan veranderen.

c. Wanneer groeit een populatie? Gebruik in je antwoord de woorden ‘biotische en abiotische factoren’.

d. Wanneer is sprake van een biologisch evenwicht in een bepaald gebied?

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 2 (basisstof 3)
a. Bij dieren die in groepen leven, is er soms één de baas en kennen alle dieren hun plek in de groep. Dit heet .............

b. Bij de voortplanting vindt een mannetje een vrouwtje. Dit heet ..............

c. Een mannetjesvis verdrijft andere mannetjes uit een gebied in de sloot en bouwt daar zijn nest. Dit gebied heet een ............

d. Hoe kan in een populatie de concurrentie tussen soortgenoten worden verminderd? Noteer twee manieren.
Manier 1: 
Manier 2:

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 3 (basisstof 3)
a. Wat wordt bedoeld met symbiose?

b. Noteer drie vormen van symbiose en beschrijf bij elke vorm de relatie tussen de organismen.

c. Organisme 1 leeft ten koste van organisme 2.
  • Hoe noem je organisme 1?
  • Hoe noem je organisme 2?


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 4 = samenvatting
Biologisch evenwicht = 
Populatiegrootte = 
Relaties tussen individuen of populaties: 
  • ..
  • ..
Symbiose = 
mutualisme, commensalisme en parasitisme = 

Slide 5 - Tekstslide

Afbeelding 6 geeft de belangrijkste voedselrelaties op een savanne in Afrika weer.
a. Tussen de neushoorn en de giraffe is sprake van concurrentie / samenwerking.
b. Leeuwen jagen meestal in een groep. Mannetjes die verstoten zijn en niet meer bij de groep horen, worden ‘solitaire leeuwen’ genoemd. Die mannetjes leven een zwervend bestaan.
  • Tussen de leeuwen in dezelfde groep is sprake van concurrentie / samenwerking.
  • Tussen solitaire leeuwen en de groep waaruit ze zijn verstoten, is sprake van concurrentie / samenwerking. 



Opdracht 5, BS3

Slide 6 - Tekstslide

Solitaire leeuwen leven meestal korter dan leeuwen in een groep.
c. Geef hiervoor een verklaring.

d. Als het aantal neushoorns toeneemt, ontstaan er veranderingen in de vegetatie (plantengroei) en in de populatiegrootte van andere dieren op de savanne.
Als het aantal neushoorns toeneemt, neemt de hoeveelheid gras af / toe. Daardoor neemt het aantal muizen af / toe  en het aantal sprinkhanen af / toe. Het aantal giraffen neemt af / toe en het aantal gieren neemt af / toe. 
Opdracht 5 , bs 3

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 6 (basisstof 3)
Poetsvissen (Labroides dimidiatus) zijn vissen die het lichaamsoppervlak, de kieuwen en zelfs de binnenkant van de bek van andere vissen ontdoen van parasieten (zie afbeelding 7). De parasieten eten ze op. Gewonde of zieke vissen laten zich op een dag meermaals behandelen. Dit vindt plaats op een soort poetsstations. Vissen die gepoetst willen worden, geven dit aan door een bepaalde zwembeweging of een specifieke lichaamshouding, zoals een verticale positie.
a. Hoe heet de relatie die een poetsvis heeft met een andere vissoort? Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 6 (basisstof 3)
De vissoort Aspidontus taeniatus lijkt heel erg op de echte poetsvis. Daardoor kan hij een vis die een poetsbeurt wil dicht benaderen. Maar in plaats van te poetsen bijt hij stukjes gezonde huid van vinnen, slijm of schubben en zwemt vervolgens bliksemsnel weg van het meestal geïrriteerde slachtoffer.

b. Hoe heet de relatie die de Aspidontus taeniatus heeft met een andere vissoort? Leg je antwoord uit.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 7 (basisstof 3)
Volgens een mythe zou er een symbiotische relatie zijn tussen de nijlkrokodil en de krokodilwachter (Pluvianus aegyptius), een kleine vogel. De vogeltjes zouden in de bek van de nijlkrokodil voedselresten en bloedzuigers opeten. De relatie is nooit op foto of film vastgelegd, en is dus niet bewezen.

a. Welke symbiotische relatie is er volgens de mythe tussen de krokodilwachter en de nijlkrokodil? commensalisme / mutualisme / parasitisme 

b. Stel dat het een ecoloog lukt om een foto te maken van een krokodilwachter in de bek van een nijlkrokodil. Is dan bewezen dan er inderdaad een symbiotische relatie bestaat tussen de vogel en de krokodil? Leg je antwoord uit.

Een leerling zegt dat er wel sprake is van een symbiotische relatie in de bek van de nijlkrokodil, alleen niet met de krokodilwachter.
c. Welke symbiotische relatie bedoelt deze leerling?


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 8 (basisstof 3)
Bremraap is een parasitaire plant (zie afbeelding 8). De botanische naam is orobanche, wat zoiets als ‘erwtenwurger’ betekent. Bremraap is in Nederland en België een zeer zeldzame en beschermde plant.
a. Zoals veel parasitaire planten heeft bremraap geen bladgroen. Leg uit waarom niet.

b. Uit welk deel van de gastheer onttrekt bremraap de voedingsstoffen? Leg je antwoord uit aan de hand van afbeelding 8.

c. De meeste parasitaire planten maken hun gastheer niet dood. Leg uit waarom niet.

d. Is bremraap een producent? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHT ( (BASISSTOF 3)
Om de grootte van een populatie te schatten, wordt de vangst-terugvangstmethode toegepast. In een gebied wordt een aantal dieren gevangen. Dit is de eerste vangst. Deze dieren krijgen een merkteken, bijvoorbeeld een ring om een poot. De dieren worden weer losgelaten en mengen zich tussen de ongemerkte dieren in de populatie. Een tijdje later wordt weer een aantal dieren gevangen: de tweede vangst.
De populatiegrootte kun je dan als volgt berekenen:
aantal gemerkte dieren 2e vangst            totaal aantal dieren 1e vangst 
totaal aantal dieren 2e vangst             =     hele populatie (P)

a. Maak van deze vergelijking een formule om gemakkelijker de hele populatie P te berekenen (P = ...)
Uit een kikkerpopulatie vangt men 52 dieren. Deze dieren krijgen een dun elastisch ringetje om een poot. Vervolgens worden ze weer losgelaten in de populatie. Na een week vangt men opnieuw kikkers: 43 dieren. Daarvan blijken er 13 geringd te zijn.
b. Uit hoeveel kikkers bestaat deze populatie?

Slide 12 - Tekstslide

OPDRACHT ( (BASISSTOF 3)
c. Het ringetje dat de kikkers om de poot krijgen, blijkt te strak te zijn. De geringde kikkers zijn daardoor trager dan de ongeringde kikkers en laten zich gemakkelijker vangen. Hierdoor wijkt de berekende grootte af van de werkelijke populatiegrootte.
De berekende grootte is groter / kleiner dan de werkelijke populatiegrootte.

Met de vangst-terugvangstmethode wordt een populatie vogels geschat op 500 000 individuen. Er zijn enkele vogels gevangen. Ze hebben een ring om de poot gekregen en zijn vervolgens weer uitgezet. Bij de tweede vangst werden 2496 dieren gevangen, waarvan er 25 een ring hadden.
d. Uit hoeveel vogels bestond de eerste vangst ongeveer?
250 / 500 / 2500 / 5000

Slide 13 - Tekstslide