Les 3 instructie Grammatica zinsdelen

Uitzetten
Profielfoto van jezelf
Welkom allemaal bij het vak Nederlands!
We gaan zo starten.
Stel je camera, microfoon en profielfoto goed
 in.
Zet  een 
in de chat. Dan weet ik dat je er bent. 
Start geen nieuwe vergadering
Zet een 
in de chat als je een vraag hebt
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Uitzetten
Profielfoto van jezelf
Welkom allemaal bij het vak Nederlands!
We gaan zo starten.
Stel je camera, microfoon en profielfoto goed
 in.
Zet  een 
in de chat. Dan weet ik dat je er bent. 
Start geen nieuwe vergadering
Zet een 
in de chat als je een vraag hebt

Slide 1 - Tekstslide

1MH periode 2
Taalverzorging


Grammatica woordsoorten
Grammatica zinsdelen
Formuleren
Spelling

Slide 2 - Tekstslide

Beoordeling periode 2 
  • Filmpje 1: Grammatica woordsoorten - max. 15 punten
  • Filmpje 2: Grammatica zinsdelen - max. 15 punten
  • Filmpje 3: Spelling - max. 15 punten
  • Toets Taalverzorging - max. 55 punten

Totaal: 100 punten = 10

Slide 3 - Tekstslide

Inleverdata filmpjes via inlevermoment in Teams

  • Uiterste inleverdatum Filmpje 1: 27 november 202
    -> reeds ingeleverd; bijna iedereen op tijd. 
  • Uiterste inleverdatum Filmpje 2: 16 december 2020
  • Uiterste inleverdatum Filmpje 3: 15 januari 2021

Slide 4 - Tekstslide

Vorige week: Grammatica zinsdelen

Instructieles: uitleg alle zinsdelen


Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen 
- De leerling kan/weet de persoonsvorm in korte zinnen vinden. (H1)
- De leerling kan/weet de zinsdeelproef gebruiken om zinnen in zinsdelen te verdelen. (H1)
- De leerling kan/weet het onderwerp van een korte zin vinden. (H2)
- De leerling kan/weet het werkwoordelijk gezegde van een korte zin vinden. (H3)
- De leerling kan/weet het lijdend voorwerp in een zin vinden. (H4)

- De leerling kan/weet het meewerkend voorwerp in een zin vinden. 
- De leerling kan/weet de bijwoordelijke bepaling in een zin vinden. 

Slide 6 - Tekstslide

PERSOONSVORM (PV)

Slide 7 - Tekstslide

ONDERWERP (OW)

Slide 8 - Tekstslide

WERKWOORDELIJK GEZEGDE (WG)

PV + alle andere werkwoorden in de zijn. 

Slide 9 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP
(LV)
Stel jezelf de vraag: 
wat / wie + wg + ow? 

Antwoord = LV

Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.

Slide 10 - Tekstslide

MEEWERKEND VOORWERP
(MV)
Stel jezelf de vraag: 
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 

Antwoord = MV

Slide 11 - Tekstslide

BIJWOORDELIJKE BEPALING (BWB)
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan? Waar? Wanneer?

Ook de vraagwoorden waarmee je bijwoordelijke bepalingen zoekt (hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, wanneer enzovoort), zijn in een zin bijwoordelijke bepaling.

Slide 12 - Tekstslide

BIJWOORDELIJKE BEPALING (BWB)
Let op: niet alle bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op een vraag. Ook woorden als niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en waarschijnlijk zijn bijwoordelijke bepaling.

Slide 13 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Mijn buurman legt de lat hoog.

Legt =
A
alleen persoonsvorm
B
persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde
C
alleen werkwoordelijk gezegde

Slide 15 - Quizvraag

Heb jij mijn computer gisteravond uitgezet?

Heb =
A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
gezegde

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

'Wie kan mij dat vertellen?'
A
wie
B
vertellen
C
kan
D
mij

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

'Op Pinterest verzamel ik afbeeldingen.'
A
Ik
B
Pinterest
C
Op
D
Verzamel

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

'Ben je gisteren op stap geweest?'
A
ben
B
gisteren
C
stap
D
geweest

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

'Ik leer het onderwerp te vinden.'
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

'Caro legt het onderwerp uit.'
A
Caro
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

'Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.'
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

'De brugklas leert het onderwerp vinden.'
A
De brugklas
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 23 - Quizvraag

Een werkwoordelijk gezegde bestaat altijd alléén uit werkwoorden.
A
juist
B
niet juist

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
heeft
B
heeft gehaald
C
gehaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

'Dat heb je al heel vaak gezegd.'
A
heb
B
je
C
heel vaak
D
heb gezegd

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in onderstaande zin?

'Daar help ik de klanten.'
A
de klanten
B
help
C
daar
D
ik

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

'Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.'

A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

'Mag ik jouw rekenmachine lenen?'
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 29 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag


In elke zin staat een lijdend voorwerp.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets' in bovenstaande zin?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

'De lerares wiskunde behandelt een nieuwe oefening.'
A
behandelt
B
de lerares wiskunde
C
een nieuwe oefening
D
geen lijdend voorwerp

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

'Na een waarschuwing beloven veel fietsers de politie beterschap.'
A
veel fietsers
B
de politie
C
beterschap
D
Er is geen lijdend voorwerp.

Slide 34 - Quizvraag

Is 'voor een trainer' het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel het meewerkend voorwerp
B
Niet het meewerkend voorwerp

Slide 35 - Quizvraag

Is 'met de bus' het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
'Ik ga 's ochtends met de bus naar school.'
A
Wel het meewerkend voorwerp
B
Niet het meewerkend voorwerp

Slide 36 - Quizvraag

Is 'van de docent' het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel het meewerkend voorwerp
B
Niet het meewerkend voorwerp

Slide 37 - Quizvraag

Is 'aan goede doelen' het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?
'Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.'
A
Wel het meewerkend voorwerp
B
Niet het meewerkend voorwerp

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in onderstaande zin?

'Sophie doet jou de groeten.'
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 39 - Quizvraag


Heeft een zin altijd een bijwoordelijke bepaling?
A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het zinsdeel 'gisteren' in onderstaande zin?

'Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.'
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de bijwoordelijke bepaling in onderstaande zin?

'Vandaag heb ik gelukkig weinig lessen.'

A
vandaag
B
gelukkig
C
weinig lessen
D
vandaag & gelukkig

Slide 42 - Quizvraag

Aan de slag 
Maak de volgende opdrachten in je schrift. Zet duidelijk de paginanummers en opdrachten er bij: 
- Vanaf blz. 30, opdracht 1, 2 & 4
- Vanaf blz. 56, opdracht 1, 2 & 4 
- Vanaf blz. 84, opdracht 1, 2 & 4
- Vanaf blz. 114, opdracht 1, 2 & 3 

Slide 43 - Tekstslide

LessonUp Klas

Voeg jezelf toe aan de LessonUp-klas 2020-2021 1MH Nederlands. - MKK

Klascode: dollhh

De gegeven online lessen zal ik daar in plaatsen. 


Slide 44 - Tekstslide