In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Populatiegrootte bepalen
Hoe doe je dat?
Slide 1 - Tekstslide
Hoeveel beesten zitten er?
Soms willen biologen weten hoeveel beesten er in een bepaald gebied zitten. Het is vrij lastig om ze allemaal te tellen als ze voortdurend in beweging zijn en het is ook lastig om ze allemaal te vangen. Daarom gebruiken ze de 'vangst-terugvangst-methode'.
Hoe werkt dat?
Slide 2 - Tekstslide
Vangen, merken, terugvangen
Je kan een populatiegrootte schatten door:
- Een aantal beesten te vangen (1e vangst)
- Die beesten te 'merken' met een stip of iets dergelijks
- Ze los te laten
- Later nog een keer een aantal beesten te vangen (2e vangst)
- Te tellen hoeveel daarvan een merk hebben.
- Met die getallen te rekenen:
Slide 3 - Tekstslide
Populatiegrootte berekenen
N = populatiegrootte
n1 = aantal dieren de eerste keer gevangen
n2 = aantal dieren de tweede keer gevangen
n3 = aantal dieren van 2e vangst die gemerkt zijn.
Formule:
N = (n1 x n2) / n3
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld
De eerste keer vang je 20 konijnen (=n1), die je allemaal voorziet van een stip op hun achterlijf. Je laat ze vervolgens los.
Een week later vang je 15 konijnen (=n2), waarvan er 3 een stip op hun achterlijf hebben (=n3).
Hoeveel konijnen zitten er in het bos (=N)?
Slide 5 - Tekstslide
Het antwoord
Formule:
N = (n1 x n2) / n3
N = (20 x 15)/3 = 100.
Er zijn dus naar schatting 100 konijnen in het bos.
Slide 6 - Tekstslide
Ander voorbeeld
Je kan spelen met deze formule. Soms is al bekend hoe groot de populatie is, maar moet je berekenen hoeveel beesten er de eerste of tweede keer gevangen zijn, of hoeveel beesten gemerkt zijn. Hier komt wel wat wiskundig gevoel bij kijken...
Slide 7 - Tekstslide
Een ingewikkelder voorbeeld
Een ecoloog wil het aantal konijnen op het rugbyveld achter het Nieuwe Lyceum bepalen.
De eerste keer vangt hij een bepaald aantal konijnen (dat jij moet berekenen). Die kregen allemaal een ring om de poot en werden weer losgelaten.
Een week later vangt hij daar opnieuw konijnen: 34 stuks. Daarvan hadden er 4 een ring om de poten.
Zijn conclusie is dat er in totaal 3740 konijnen op het rugbyveld wonen. Hoeveel konijnen ving hij de eerste keer?
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel konijnen ving hij de eerste keer?
A
189 konijnen
B
14000 konijnen
C
440 konijnen
D
278 konijnen
Slide 9 - Quizvraag
Goochelen met de formule
populatie grootte N = 3740
1e vangst = n1 (deze worden allemaal gemerkt)
Deze moet je in dit voorbeeld uitrekenen!
2e vangst = n2 (hier 34 konijnen)
aantal gemerkte dieren 2e vangst = n3 = 4
N = (n1 x n2) / n3 n1 = (n3 x N)/n2 = (4 x 3740) / 34 = 440