In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H3 Lezen
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Bespreken huiswerk; H3 Lezen, opdracht 4
H3 Lezen
- maken opdracht 7b (en steropdracht)
Fictie
- klassikaal lezen: De regels van drie
Slide 2 - Tekstslide
H3 Lezen
Nakijken opdracht 4
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vier jij Valentijsdag?
Slide 4 - Open vraag
UIt welke alinea('s) bestaat de inleiding?
A
alinea 1
B
alinea 1 en 2
C
alinea 1, 2 en 3
Slide 5 - Quizvraag
De tekst is bedoeld voor jongeren. Waaraan zie je dat?
De tekst is bedoeld voor jongeren. Dat zie je aan herfstvakantie (al. 6), het testteam doet testen voor Kidsweek, een krant voor jongeren. De tekst komt uit Kidsweek.
Op welke manier maak je in de inleiding kennis met het onderwerp?
A
er wordt een anekdote verteld
B
er wordt een probleem genoemd
C
er wordt een voorbeeld gegeven
Slide 9 - Quizvraag
5 ‘Een andere Romeinse versie’ (al. 4)
6 Een soldaat en een christelijk meisje moesten wel in het geheim trouwen, want (a) soldaten mochten niet trouwen als ze in dienst waren, want (b) soldaten mochten niet afgeleid worden door gedachten aan huis, want (c) dat zou nadelig zijn voor de verdediging van het rijk van Claudius.
Slide 10 - Tekstslide
7 De Amerikanen hebben de traditie grootgemaakt / hebben de traditie van kaartjes sturen uitgebouwd tot een groot (commercieel) feest, waarbij mensen elkaar cadeaus geven.
8 (1) Zij deden rond 14 februari goede zaken met het buitenland; (2) Zij wilden dit succes ook in eigen land uitbreiden.
9 (1) De welvaart nam vanaf het eind van de jaren tachtig behoorlijk toe. (2) De Amerikaanse cultuur kreeg in de jaren negentig een prominente plek in Nederland (en werd daardoor een voorbeeld).
Slide 11 - Tekstslide
10 Nee, zie de laatste zin van de tekst: ‘Uit dezelfde enquête blijkt echter ook dat zelfs degenen die niets gaven, toch stiekem op een kaartje of een bloemetje hoopten – de zwijmelaars!’
11 Alinea 8 is geen ‘echte’ slotalinea: hij bevat geen herhaling/samenvatting of conclusie. Wel sluit de alinea aan bij de inleiding: daar gaat het ook over iemand met een kritische houding ten opzichte van Valentijnsdag.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de hoofdgedachte?
A
De groep.... steeds groter.
B
Er doen... Valentijnsdag.
C
Het heeft ..... kreeg.
D
Valentijnsdag ....... iedereen.
Slide 13 - Quizvraag
Hoe ging de opdracht?
😒🙁😐🙂😃
Slide 14 - Poll
Om te bepalen wat de hoofdgedachte is van de tekst ga je ... lezen
A
globaal
B
precies
C
zoekend
D
vragend
Slide 15 - Quizvraag
Welke uitspraak is waar?
A
Om het onderwerp te vinden, lees je de hele tekst.
B
Het onderwerp beschrijf je in een zin.
C
Het onderwerp is hetzelfde als de titel.
D
Het onderwerp vind je in de eerste alinea.
Slide 16 - Quizvraag
De hoofdgedachte is hetzelfde als het onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
Slide 18 - Open vraag
Aan de slag
- maken opdracht 7b
- klaar met opdracht 7b, ga verder met een steropdracht
- je werkt hieraan tot
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?
A
Non-fictie is verzonnen. Fictie is echt gebeurd.
B
Fictie is verzonnen.
Non-fictie is echt gebeurd.
C
Fictie kun je bewijzen.
Non-fictie niet.
Slide 21 - Quizvraag
Een voorbeeld van non-fictie is:
A
een strip
B
een krantenbericht
C
een leesboek
D
een soap
Slide 22 - Quizvraag
A
fictie
B
non-fictie
Slide 23 - Quizvraag
A
fictie
B
non-fictie
Slide 24 - Quizvraag
A
fictie
B
non-fictie
Slide 25 - Quizvraag
A
fictie
B
non-fictie
Slide 26 - Quizvraag
Welk doel heb jij als lezer wanneer je fictie leest?
A
Je wilt geïnformeerd worden over een onderwerp.
B
Je wilt je vermaken.
Slide 27 - Quizvraag
Fictie lezen!
Waarom? Je ontwikkelt 'empathisch vermogen' door:
inleven in personages
nieuwe situaties
andere werelden
en je oefent onbewust spelling, formuleren en woordenschat :-)