oefenen PW gram/spell/ot blok 1 (RvL)

Oefenen voor het PW
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen voor het PW

Slide 1 - Tekstslide

Binnenkort heb je PW grammatica/spelling/overtaal van blok 1. 
Deze LessonUp is om te oefenen. 

Je kan de uitleg nog eens terugvinden in je boek 
(blz 18 tm 37, zie de gele blokken)

Slide 2 - Tekstslide

Je mag bij deze LessonUp nog hulp vragen en samenwerken.
Je kan hulp vragen aan:
de juf
je buurman/buurvrouw
je boek blz 18 tm 37
je schrift 
(als het goed is, staan daar alle juiste antwoorden in)

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden
In deze LessonUp staan ook de goede antwoorden. 
Deze kun je checken als je zelf een antwoord hebt ingevuld. 
Let op! 
L.U rekent snel een antwoord fout, terwijl jouw antwoord toch goed is. 
Het is heel gevoelig voor hoofdletters en punten. 

Je kan zelf bepalen door goed, kritisch te kijken naar jouw antwoord en dat te vergelijken met het antwoord van LU. 
Als je twijfelt mag je de hulp van de docent inschakelen. 

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de betekenis op van het volgende woord:
'floppen'


Slide 5 - Open vraag

Schrijf de betekenis op van de volgende woorden:
'in kaart brengen'

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de betekenis op van het volgende woord:
'panorama'


Slide 7 - Open vraag

Schrijf de betekenis op van het volgende woord:

'prognose'

Slide 8 - Open vraag

Schrijf de betekenis op van het volgende woord:
circuleren


Slide 9 - Open vraag

Zet de volgende woorden in alfabetische volgorde:

plaat - pool- paard - paprika - proppen - postbode


Slide 10 - Open vraag

Schrijf de grondvorm op van het volgende woord:

bekertje


Slide 11 - Open vraag

Schrijf de grondvorm op van het volgende woord:

bezocht

Slide 12 - Open vraag

Schrijf de grondvorm op van het volgende woord:

stoelen

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de grondvorm op van het volgende woord:

deskundige

Slide 14 - Open vraag




Leg in eigen woorden uit wat letterlijk taalgebruik is. 

Slide 15 - Open vraag

Wat betekent 'de kat op het spek binden?'


Slide 16 - Open vraag

Wat betekent 'spreekwoord/gezegde?'


Slide 17 - Open vraag

Extra uitleg. Lees dit goed. 
De volgende slides bevatten zinnen. 
Deze zinnen moet je ontleden met de tekens. Je moet eerst de zin kopiëren naar het antwoord vak.  
'Peter geeft een mooi cadeau aan Anne'. 
pv zet je tussen (  )
ond zet je óók tussen (  )
het wwg zet je tussen {   } 
het lv zet je tussen _     _  

Slide 18 - Tekstslide

Extra uitleg. Lees dit goed. 
Jouw goede antwoord ziet er dan zo uit:


(Peter) ({geeft}) __een mooi cadeau__ aan Anne. 

Slide 19 - Tekstslide

Hieronder staat een zin. Kopieer de zin naar het antwoordvak. Geef met de tekens de (pv), het (ond), het {wwg} en het _lv_ aan.

Jasper koopt een leuke broek op Marktplaats.




Slide 20 - Open vraag

Hieronder staat een zin. Kopieer de zin naar het antwoordvak. Geef met de tekens de (pv), het (ond), het {wwg} en het _lv_ aan.

Onze buurvrouw heeft voor ons een lekkere taart gebakken.




Slide 21 - Open vraag

Hieronder staat een zin. Kopieer de zin naar het antwoordvak. Geef met de tekens de (pv), het (ond), het {wwg} en het _lv_ aan.

Wij hadden die verrassing al lang gezien.




Slide 22 - Open vraag

Hieronder staat een zin. Kopieer de zin naar het antwoordvak. Geef met de tekens de (pv), het (ond), het {wwg} en het _lv_ aan.

Joris geeft Hans een goed advies.




Slide 23 - Open vraag





Schrijf de onderstreepte woorden over en benoem ze. Kies uit: persoonsvorm (pv), infinitief (inf) en voltooid deelwoord (vdw)

Heb jij gisteren een nieuwe fiets gekregen

Slide 24 - Open vraag





Schrijf de onderstreepte woorden over en benoem ze. Kies uit: persoonsvorm (pv), infinitief (inf) en voltooid deelwoord (vdw)

Dat had je beter niet kunnen doen. 

Slide 25 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm van de volgende zin op in de tegenwoordige tijd.
Je hoeft niet de hele zin op te schrijven; alleen de persoonsvorm is voldoende.

Peter ... (verrassen) zijn oma met een mooie tekening.


Slide 26 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm van de volgende zin op in de tegenwoordige tijd.
Je hoeft niet de hele zin op te schrijven; alleen de persoonsvorm is voldoende.

Ik ... (worden) later piloot.


Slide 27 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm van de volgende zin op in de tegenwoordige tijd.
Je hoeft niet de hele zin op te schrijven; alleen de persoonsvorm is voldoende.

Onze hond ... (vinden) wandelen in de regen vreselijk.


Slide 28 - Open vraag

Schrijf de persoonsvorm van de volgende zin op in de tegenwoordige tijd.
Je hoeft niet de hele zin op te schrijven; alleen de persoonsvorm is voldoende.

De postcodeloterij... (verdelen) de geldprijs eerlijk.


Slide 29 - Open vraag

Dit was de oefening.
Welke onderdelen ga je nog extra bestuderen?
A
grammatica
B
spelling
C
over taal

Slide 30 - Quizvraag