formules met letters

formules met letters
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

formules met letters

Slide 1 - Tekstslide

Welke punt is geen roosterpunt?
A
A
B
B
C
C
D
Het zijn allemaal roosterpunten

Slide 2 - Quizvraag

Welke stap wordt vaak vergeten bij het tekenen van een grafiek in een assenstelsel?
A
Het tekenen van een assenstelsel
B
Het tekenen van de lijn door de punten
C
Het zetten van namen bij de assen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is géén roosterpunt?
A
(3,5)
B
(-3;5,2)

Slide 4 - Quizvraag

Vul x of y in.
In een assenstelsel is de ...-as verticaal.
A
X
B
Y

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de x-coordinaat
van het punt P(3 , -1) ?
A
3
B
-1

Slide 6 - Quizvraag

Waarom is het punt (3, 5½)
geen roosterpunt?
A
Omdat de y-coördinaat geen heel getal is.
B
Omdat de x-coördinaat geen heel getal is.

Slide 7 - Quizvraag

Je ziet hier een grafiek van het
aantal zeeleeuwen die buiten zijn.
Hoeveel zeeleeuwen waren er
ongeveer om 10:00 uur buiten?
A
ongeveer 20
B
ongeveer 10

Slide 8 - Quizvraag

Welke windrichting is het belangrijkste op de kompas?
A
Zuid
B
Noord
C
Oost
D
West

Slide 9 - Quizvraag

Gegeven is: q = -4
Bereken:
(33 - 3q) : -5 =
A
- 9
B

Slide 10 - Quizvraag

Gegeven is: q = -4
Bereken:
- 32 : (-8q) =
A
1
B
-1

Slide 11 - Quizvraag

De woordformule is...
A
bedrag=15aantal attracties+2,5
B
bedrag=2,5aantal attracties+15

Slide 12 - Quizvraag

Woordformule:

Hoeveel verdien je bij 10 kg?

verdienste in euros=5,5+0,75aantal kg
A
7,50 euro
B
5,50 euro
C
13,00 euro
D
2 euro

Slide 13 - Quizvraag

Een kaartje voor de film kost 5 euro per persoon. Er zijn 24 personen.
Wat zijn de totale kosten
A
kosten = kosten per kaartje + aantal kaartjes
B
kosten = kosten per kaartje - aantal kaartjes
C
kosten = kosten per kaartje * aantal kaartjes
D
kosten = kosten per kaartje : aantal kaartjes

Slide 14 - Quizvraag

Een kaartje voor de film kost 5 euro per persoon.
Wat zijn de totale kosten.

Kosten = kosten per kaartje * aantal kaartjes
Wat is de juiste letterformule
A
k = 5*a
B
k = a*5
C
k = 5*k
D
k = k*5

Slide 15 - Quizvraag

Een vakantiehuisje kost 59 euro per dag. De vaste schoonmaakkosten bedragen 45 euro.

Kosten = kosten per dag * aantal dagen + schoonmaakkosten
Wat is de juiste letterformule
A
K=45*d+59
B
K=d*45+59
C
K=d*59+45
D
k = 59*d+45

Slide 16 - Quizvraag

Een vakantiehuisje kost 59 euro per dag. De vaste schoonmaakkosten bedragen 45 euro. Ze huren het huisje voor 5 dagen.

K = 59 * d + 45
A
Kosten=45*5+59
B
Kosten=5*45+59
C
Kosten=5*59+45
D
kosten = 59*5+45

Slide 17 - Quizvraag

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Wat is het bedrag per kaart?
A
0,50
B
4

Slide 18 - Quizvraag

kosten in € = 4 + 0,50 ∙ aantal kaarten

Hoeveel kosten 10 kaarten?
A
40,50
B
45,-
C
9,50
D
9,-

Slide 19 - Quizvraag