In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
ik jij hij zij u mij jou hem haar wij jullie hem haar ons hen
hun (is niet altijd persoonlijk)
mijn (tas)
jouw (fiets)
zijn (huis)
haar (jas)
hun (school)
uw (vader)
Die + deze verwijzen naar mannelijke en vrouwelijk woorden.
Dat + dit verwijzen naar onzijdige woorden (het-woorden).
Twijfel over de- of het-woord?
Zoek op in het woordenboek (vandale.nl).
de-woord = die of deze
het-woord = dat of dit
Hun gebruik je als bezittelijk voornaamwoord in deze oefening, het bezit staat erachter.
(hun auto)
Zij is een persoonlijk voornaamwoord.