Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 25-03-2021, terugblik hoofdstuk 5 en 6
Terugblik H5 en H6 Overheid
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Terugblik H5 en H6 Overheid
Slide 1 - Tekstslide
Privatisering betekent dat de overheid een particulier bedrijf overneemt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Iets waar iedereen gratis of bijna gratis gebruik van kan maken.
A
Collectieve voorziening
B
Collectieve sector
C
Particulier gebruiksgoed
D
Particuliere sector
Slide 3 - Quizvraag
De sociale zekerheid gaat over
A
de zekerheid van zorg
B
de zekerheid van financiële middelen
C
de zekerheid van onderwijs
D
de zekerheid van voldoende financiële middelen en zorg
Slide 4 - Quizvraag
Mensen met een inkomen helpen mensen zonder inkomen
A
fusie
B
kartel
C
sociale zekerheid
D
solidariteitsbeginsel
Slide 5 - Quizvraag
Hoe noemen we de verboden prijsafspraken tussen aanbieders?
A
Overname
B
Fusie
C
Kartel
D
Samenwerkings-verband
Slide 6 - Quizvraag
Wanneer is er sprake van nationalisatie?
A
Van overheid naar particuliere sector
B
Van particuliere sector naar overheid
C
Van particuliere sector naar particuliere sector
D
Van overheid naar overheid
Slide 7 - Quizvraag
Wanneer de overheid aflost op de staatsschuld. Wat voor gevolgen heeft dat op de rentekosten op de staatsschuld
A
Deze worden hoger
B
Deze blijven gelijk
C
Deze worden lager
Slide 8 - Quizvraag
Welke uitspraak over de miljoenennota en de rijksbegroting is juist?
A
De rijksbegroting licht de miljoenennota toe
B
De miljoenennota licht de rijksbegroting toe
C
De rijksbegroting en de miljoenennota zijn hetzelfde
D
De rijksbegroting en de miljoenennota hangen niet samen
Slide 9 - Quizvraag
Welke uitspraken kloppen?
A
Heffingen kosten de overheid geld
B
Subsidies leveren bedrijven geld op
C
Heffingen verhogen de bedrijfskosten van ondernemers
D
Subsidies kosten de overheid geld
Slide 10 - Quizvraag
Welk adviesorgaan hoort bij deze uitspraak: De verwachting is dat de economie het komend jaar met 1,5% groeit
A
Centraal Plan Bureau (CPB)
B
Centraal Bureau van Statistiek (CBS)
Slide 11 - Quizvraag
sociale zekerheid
volksverzekeringen
Sleep de begrippen naar je juiste plaats in het schema.
Sociale voorzieningen
Sociale verzekeringen
Werknemers-verzekeringen
Slide 12 - Sleepvraag
Welke uitkering krijg je als je ontslag krijgt?
A
AOW
B
Bijstand
C
WW
D
WIA
Slide 13 - Quizvraag
WW
A
Sociale verzekering
B
Sociale voorziening
Slide 14 - Quizvraag
Ouderen die niet meer hoeven te werken, krijgen ...
A
Bijstand
B
AOW
C
WW
D
helemaal niets
Slide 15 - Quizvraag
is AOW een volksverzekering of een werknemersverzekering
A
volksverzekering
B
werknemersverzekering
Slide 16 - Quizvraag
Welke soort verzekering is dit?
WIA
A
Volksverzekeringen
B
Werknemersverzekeringen
Slide 17 - Quizvraag
Hoe worden de sociale voorzieningen betaald?
A
uit belastinggeld
B
uit premies
C
door werkgevers
D
door werknemers
Slide 18 - Quizvraag
Wie hebben recht op ANW
A
Gepensioneerden
B
Mensen in de bijstand
C
Nabestaanden van overledenen
D
Welklozen
Slide 19 - Quizvraag
Welke twee personen horen bij de actieven?
A
Werkloze vrouw
B
Meewerkende eigenaar bakkerij
C
Een gepensioneerde opa
D
Receptioniste op school
Slide 20 - Quizvraag
Sleep de goederen en/of diensten naar de juiste sector.
collectieve sector
particuliere sector
Slide 21 - Sleepvraag
Een nieuwe auto kost €12.900,- exclusief BTW. Hoeveel kost de auto inclusief BTW? (BTW = 21%)
A
€ 15.609,-
B
€ 27.090,-
C
€ 10.661,16
D
€ 15.351,-
Slide 22 - Quizvraag
Is de stelling juist of onjuist?
Directe belastingen worden ook wel ‘kostprijsverhogende’ belastingen genoemd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Wat is een houderschapsbelasting?
A
Wegenbelasting
B
Motorrijtuigenbelasting
C
BTW
D
Accijns
Slide 24 - Quizvraag
Welke kosten gebruik je bij het berekenen van de kilometerprijs
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten
C
Vaste en variabele kosten
Slide 25 - Quizvraag
Wat moet de werknemer van zijn brutoloon betalen?
A
BTW
B
Premie sociale zekerheid
C
Loon belasting
D
Loonbelasting en premie sociale zekerheid
Slide 26 - Quizvraag
Overschot of tekort?
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort
Slide 27 - Quizvraag
Belastingen op inkomsten. Bij welke belastingen horen die?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen
Slide 28 - Quizvraag
Hoe bereken je een stijging of daling in procenten?
A
(nieuw) : oud x 100
B
100 : (nieuw-oud) x oud
C
Deel : geheel x 100
D
(nieuw-oud) : oud x 100
Slide 29 - Quizvraag
Wat klopt NIET over de WOZ-waarde?
A
Het is een schatting van de waarde van een huis.
B
De gemeente gebruikt de WOZ-waarde om de belasting te bepalen.
C
De WOZ-waarde is het bedrag waarvoor je een woning kan (ver)kopen.
D
De gemiddelde WOZ-waarde is een indicator voor de huizenprijzen in de wijk.
Slide 30 - Quizvraag
Uit welke bronnen krijgt de gemeente inkomsten?
A
Accijns
B
Afvalstoffenheffing
C
Toeristenbelasting
D
Inkomstenbelasting
Slide 31 - Quizvraag
In de gemeente X is het OZB tarief 6,95 per € 10.000. De WOZ waarde is € 285.000. Wat moet je betalen aan OZB?
Slide 32 - Open vraag
Een fiets kost € 1850 euro inclusief 21% BTW
Welke berekening moet je maken om de prijs exclusief BTW te krijgen?
A
1850 x 121
B
1850 x 100/121
C
1850 /100 x 121
D
1850 / 121 x 100
Slide 33 - Quizvraag
Wanneer mag de werkgever de loonheffingskorting toepassen?
A
Als werkgever de loonbelastingverklaring heeft ingevuld
B
Als werknemer de loonbelastingverklaring heeft ingevuld
C
Als de werkgever de loonbelastingverklaring niet heeft ingevuld
D
Als de werknemer de loonbelastingverklaring niet heeft ingevuld
Slide 34 - Quizvraag
Dick zegt dat loonheffing een vooruitbetaling is op de inkomstenbelasting.
A
Dick heeft gelijk
B
Dick heeft geen gelijk
Slide 35 - Quizvraag
Hoeveel belasting moet er nog worden betaald?
Te betalen inkomstenbelasting = € 18.000
Heffingskortingen = € 2.758
Betaalde loonheffing = € 13.429
Slide 36 - Open vraag
Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente
Slide 37 - Quizvraag
Inkomstenbelasting is progressief want met hoger inkomen betaal je meer belasting.
A
juist
B
onjuist
Slide 38 - Quizvraag
Jamies brutoloon is € 945,66.
De loonheffing en premies zijn € 201,46.
Bereken Jamies nettoloon.
Slide 39 - Open vraag
De inkomstenbelasting met schijventarief kent dus een
A
progressief tarief
B
proportioneel tarief
Slide 40 - Quizvraag
Hoe rekenen we het belastbaar inkomen uit?
A
bruto inkomen + bijtelling - aftrekposten
B
bruto inkomen - betaalde hypotheekrente
C
bruto inkomen + eigenwoningforfait
D
bruto inkomen - bijtelling + aftrekposten
Slide 41 - Quizvraag
De WOZ-waarde van een huis wordt ook gebruikt bij het bepalen van:
A
de hoogte van de contributie van Vereniging eigen huis
B
de hoogte van de hypotheekrente
C
de hoogte van de jaarlijkse aflossing op de hypotheek
D
het eigen woningforfait
Slide 42 - Quizvraag
Hoeveel is €1,50 in procenten van €4?
A
15%
B
25%
C
37,5%
D
50%
Slide 43 - Quizvraag
HUISWERK
Leer goed voor de toets van morgen, neem je rekenmachine mee!
Slide 44 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Inkomstenbelasting BOX 1
Januari 2019
- Les met
28 slides
door
Economie voor vmbo
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
6.2 Hoe zwaar word je belast?
December 2018
- Les met
34 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
H6 §4 Belastingen op inkomsten
April 2022
- Les met
19 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
§6.2 Hoe zwaar word je belast?
Maart 2022
- Les met
25 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
6.4 Belastingen op inkomsten
December 2023
- Les met
24 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
H3.4 Belasting op inkomsten
Oktober 2023
- Les met
39 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
2020 4VM H6.2 Hoe zwaar wordt je belast
Maart 2023
- Les met
20 slides
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Terugblik H6
April 2023
- Les met
16 slides
Economie
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 3