Kapitel 3 - Lektion 5 Grammatik D Modal verben

Guten Morgen! 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen! 

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute ? 
We gaan kijken naar de modale werkwoorden (Grammatik D) 

Slide 2 - Tekstslide

Modalverben

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn werkwoorden die in een zin aangeven met welk gevoel iets gebeurt. 
In het Duits zijn dit de woorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen, möchten en wissen

Slide 4 - Tekstslide

Vervoeging 

Slide 5 - Tekstslide

Vervoegen Modalverben
  1. meervoud vervoeg je zoals altijd.

2. enkelvoud de eerste en derde krijgen geen uitgang

3. de tweede letter in de enkelvoud verandert , behalve bij möchten
***Kijk de volgende slide

Slide 6 - Tekstslide

wissen
Deze moet je ook leren. 

Slide 7 - Tekstslide

Goed onthouden
1. ö / ü - is verandert bij de 1e en 2e persoon enkelvoud 
bijv. konnen - ich kann, du kannst 
         durfen - ich darf, du darfst
2.  ü - 1e, 2e, 3e persoon enkelvoud krijgt geen trema
           ich muss, du musst, er, sie, es, man muss
3. 1e en de 3e persoon enkelvoud krijgt geen uitgang 
      ich darf = er, sie, es, man darf 
      ich kann = er, sie, es man kann 
4. Bekijk dit filmpje: https://youtu.be/4y9tJzh6kmg  
5. Leer: De Klas Moet Maar Snel Weg Wezen :)) 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Betekenissen

Hieronder worden de betekenissen van de Duitse modale hulpwerkwoorden uitgelegd. 

dürfen: mogen, toestemming hebben
können: kunnen, in staat zijn
mögen: mogen, leuk vinden, zin hebben, houden van
müssen: moeten, (noodzakelijk, vanzelfsprekend, kan niet anders!)
sollen: moeten (van iemand anders), ook in betekenis 'mocht het regenen...' etc.
wollen: willen
wissen: weten

Slide 10 - Tekstslide

Wat betekent dürfen ?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent können ?

Slide 12 - Open vraag

Wat betekent mögen ?

Slide 13 - Open vraag

Wat betekent möchten ?

Slide 14 - Open vraag

De tweede letter verandert zich naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 15 - Quizvraag

De tweede letter van het werkwoord müssen verandert zich ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht 1
Zoek de goede vorm

Slide 17 - Tekstslide

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 18 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 19 - Quizvraag

Weißt du, ob er Spinat ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 20 - Quizvraag

Herr Lehrer, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 21 - Quizvraag

Er ....... (dürfen) bis 12 Uhr ausgehen.
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürf

Slide 22 - Quizvraag

Ich will etwas für euch kaufen. ...... (mögen) ihr Gummibärchen?
A
magt
B
mögt
C
mögen
D
mag

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 
Vervoeg het modale werkwoord in combinatie met het juiste persoonlijk voornaamwoord

Slide 24 - Tekstslide

Kannst du schwimmen? Ja, ........... ..........
gut schwimmen

Slide 25 - Open vraag

Kann ich kommen?
Diese Woche ................... ..... leider nicht kommen.

Slide 26 - Open vraag

Was mögen Sie am liebsten? Eis .......... .............
am liebsten, aber ohne Sahne

Slide 27 - Open vraag

Darf ich nach Hause? Nein, ......... .............
noch nicht nach Hause.
Die Arbeit ist noch nicht fertig

Slide 28 - Open vraag

Können wir helfen? Nein, hiermit ................. .............
nicht helfen. Danke.

Slide 29 - Open vraag

 Modalverben 

opdracht 1


Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 30 - Tekstslide

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 31 - Sleepvraag

Opdracht 2
Zet elk werkwoord op de juiste plek

Slide 32 - Tekstslide

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
möchtest
möchte
möchten
möchte
möcht
möchten
möchtet
möchte

Slide 33 - Sleepvraag

Opdracht 3
Corrigeer de fouten

Slide 34 - Tekstslide

Ihr darft euere Bücher nicht vergessen.

Slide 35 - Open vraag

Ich kanne morgen leider nicht mitgehen.

Slide 36 - Open vraag

Musst ihr unbedingt in die Stadt gehen?

Slide 37 - Open vraag

Und ihr, was für Eis magt ihr?


Slide 38 - Open vraag

Vertaal de volgende zin in het Duits
'graag zouden willen'

Slide 39 - Open vraag

Gibt es noch Fragen?

Slide 40 - Open vraag

Deze week: 
Je maakt deze week paragraaf 4. 

Slide 41 - Tekstslide