In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Programma
Herhaling 2.1
Uitleg 2.2
Maken opdrachten 2.2
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf een stofeigenschap op je bord
Slide 2 - Woordweb
2.1 Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen.
kleur
geur
smaak
brandbaarheid
Slide 3 - Tekstslide
2.1 Stoffen en veiligheid
Let op de gevarensymbolen (pictogrammen).
Slide 4 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen.
Een molecuul suiker is anders dan een molecuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.
Slide 5 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Als er heel veel moleculen samen zitten, pas dan noemen we het 'een stof'.
Slide 6 - Tekstslide
Mengsel
Verschillende zuivere stoffen
Slide 7 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Je kunt een mengsel dus scheiden.
Vaak doe je dat om een zuivere stof over te houden.
Slide 8 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Filtreren:
- Op basis van deeltjes grootte.
- Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier
Slide 9 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Extraheren:
- Op basis van oplosbaarheid.
Slide 10 - Tekstslide
Aantekeningen 2.2
Mengsel: Stof die bestaat uit 2 of meer SOORTEN moleculen.
Zuivere stof: Stof die uit 1 SOORT molecuul bestaat.
Oplossing: Mengsel van 2 of meer stoffen waarbij de opgesloste stof volledig is opgenomen in het vloeibare oplosmiddel.
Suspensie: Vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft.
Molecuul: Kleinste deel waar stoffen uit bestaan.
Slide 11 - Tekstslide
Aantekeningen 2.2
6. Filtreren: Scheidingsmethode om een vaste stof te scheiden van een vloeistof met behulp van een filter. 7. Filtraat: Vloeistof die door het filter heen loopt tijdens het filtreren. 8. Residu: Deeltjes die achterblijven op het filter nadat alle vloeistof door het filter is gelopen. 9. Extraheren: Scheidingsmethode om een oplosbare vaste stoffen te scheiden van niet-oplosbare vaste stoffen.
Slide 12 - Tekstslide
Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu
Slide 13 - Quizvraag
Als je een suspensie filtreert,
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over
Slide 14 - Quizvraag
De gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor
A
worden de moleculen kleiner gemaakt
B
worden de moleculen veranderd
C
blijven de moleculen hetzelfde
D
komen er nieuwe moleculen bij
Slide 15 - Quizvraag
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
-Lezen Theorie 2.2 + Maken: opdrachten 1 t/m 8 blz. 44-46 Online of in je werkboek
Huiswerk: Lezen theorie 2.3 + Maken opdracht 2, 3, 4 en 9
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.