In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Noem 1 stofeigenschap
Slide 2 - Woordweb
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Alle stoffen die we kennen bestaan uit hele kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we molekulen.
Een molekuul suiker is anders dan een molekuul water. Dat kan liggen aan de vorm of de grootte.
Een molekuul is het kleinste deeltje van een stof, wat nog steeds de stofeigenschappen bezit van die stof.
We stellen ons de molekulen voor als 'bolletjes'. Je ziet dus twee verschillende bolletjes. Dat zijn dus twee verschillende molekulen; dus twee verschillende stoffen. In dit voorbeeld is de het ene molekuul suiker, het andere molekuul is water.
Slide 3 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Als er heel veel molekulen samen zitten, pas dan noemen we het 'een stof'.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Je kunt een mengsel dus scheiden.
Vaak doe je dat om een zuivere stof over te houden.
Slide 6 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Filtreren:
- Op basis van deeltjes grootte.
- Grote deeltjes gaan niet door het filtreerpapier
Slide 7 - Tekstslide
2.2 Zuivere stoffen en mengsels
Extraheren:
- Op basis van oplosbaarheid.
Slide 8 - Tekstslide
Cola is een
A
oplosmiddel
B
mengsel
C
zuivere stof
D
residu
Slide 9 - Quizvraag
Als je een suspensie filtreert,
A
dan houd je altijd een zuivere stof over
B
zijn de niet-opgeloste deeltjes het residu
C
dan is het filtraat altijd kleurloos
D
dan houd je meestal een emulsie over
Slide 10 - Quizvraag
De gemalen koffie wordt gemaakt door bonen te malen. Hierdoor