dag 2

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema:
regels en straf

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema:
regels en straf

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

afgelopen
  • de tijd die voorbij is
  • iets dat is gestopt
  • werkwoord: aflopen, het liep af, het is afgelopen
  • zin: De tijd voor de toets is nu afgelopen, de toetstijd is voorbij. 
  • zin:  Ik vind dat al die ruzies afgelopen moeten zijn! Het moet nu stoppen!

Slide 2 - Tekstslide

het blik/de blik
  • een voorwerp van dun metaal, met daarin eten of drinken. 
  • de uitstraling in de ogen.
  • meervoud: de blikken
  • zin: Ik koop vaak een blikje cola.
  • zin: De blik in zijn ogen stond onvriendelijk. 

Slide 3 - Tekstslide

achteraf
  • nadat iets is afgelopen/ daarna
  • iets wat je later bedenkt/daarna
  • tegenstelling: vooraf 
  • zin: Toen het ongeluk gebeurd was bleek achteraf dat de chauffeur alcohol had gedronken. 
  • zin: Achteraf was het niet zo slim om mijn toets niet te leren, nu heb ik een slecht cijfer.  

Slide 4 - Tekstslide

spijt hebben van
  • het gevoel dat je hebt als je iets hebt gedaan wat je niet had moeten doen
  • ander woord: sorry!
  • zin: Achteraf heb ik spijt dat ik niet heb geleerd voor mijn toets, want nu heb ik een slecht cijfer. 
  • zin: Wij hebben spijt dat we niet aardig zijn geweest voor dat meisje, want nu is zij verdrietig.  

Slide 5 - Tekstslide

de werkstraf    
  • werk dat je moet doen omdat je iets verkeerd hebt gedaan 
  • het is verplicht en je krijgt daarvoor geen geld
  • zin: Ik kreeg een werkstraf op school: ik moest papierprikken omdat ik steeds papier op de grond gooide.
  • zin: Soms krijgt iemand een gevangenisstraf en soms een werkstraf. 

Slide 6 - Tekstslide

achteraf
betekent.........
(er zijn twee antwoorden goed)
A
ervoor
B
iets wat voor iets gebeurt
C
erna
D
iets wat na iets gebeurt

Slide 7 - Quizvraag

Vul het woord in:
kies uit vooraf/achteraf
Het regende heel hard! ..............gezien had ik beter met de trein kunnen gaan.

Slide 8 - Open vraag

Ik heb spijt van mijn domme grapjes, want zij werd er verdrietig van.
Wat betekent deze zin?
A
dat ik het achteraf erg vind
B
dat ik het achteraf niet erg vind
C
het interesseert mij niet
D
dat ik het beter niet had kunnen doen

Slide 9 - Quizvraag

Waar heb jij weleens spijt van?

Slide 10 - Woordweb

Welke foto's horen bij
werkstraf
A
B
C
D

Slide 11 - Quizvraag

Maak de zin af:
De jongen hoefde niet naar de gevangenis maar kreeg een ...........
A
cadeautje
B
werkstraf
C
traktatie
D
gevangenisstraf

Slide 12 - Quizvraag

Vul het woord in
'En nu is het ..................!' zei de docent boos.

Slide 13 - Open vraag

vul de goede tijd in van het werkwoord
Het is goed gegaan, het .....................nu goed af.
A
liepte
B
loopt
C
afgeloopt
D
liep

Slide 14 - Quizvraag


Op welke foto zie jij
een blik?
A
B
C
D

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud
het blik/de blik

Slide 16 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
afgelopen, het blik/de blik, achteraf/
de werkstraf, spijt hebben van

Slide 17 - Tekstslide