Herhaling H6 Samenwerken en Onderhandelen

Een spelsituatie met 2 spelers met dezelfde dominante strategie die niet optimaal is, is een gevangenen dilemma.
A
dit klopt, indien er ook een andere meer optimale oplossing was
B
dit klopt, als je door samenwerken een andere meer optimale oplossing kunt bereiken
C
dit klopt niet
D
dit klopt niet, alleen bij een optimale dominante strategie is het een gevangenen dilemma
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
ArabischMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Een spelsituatie met 2 spelers met dezelfde dominante strategie die niet optimaal is, is een gevangenen dilemma.
A
dit klopt, indien er ook een andere meer optimale oplossing was
B
dit klopt, als je door samenwerken een andere meer optimale oplossing kunt bereiken
C
dit klopt niet
D
dit klopt niet, alleen bij een optimale dominante strategie is het een gevangenen dilemma

Slide 1 - Quizvraag

I: In de speltheorie gaat het eigenlijk om mensenlijk gedrag.
II: Bij gevangendilemma kiezen beide spelers voor hun eigen belang.
A
beide juist
B
beide onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist

Slide 2 - Quizvraag


prijs per kilo
Boer B kweekt peren
Boer B kweekt appels
Boer A kweekt peren
0,35; 0,35
0,75 ; 0,25
Boer A kweekt appels
0,25; 0,75
0,20; 0,20
A
Boer A kweekt peren, Boer B kweekt appels
B
Boer A kweekt appels, boer B kweekt peren
C
Beide boeren kweken peren
D
Beide boeren kweken appels

Slide 3 - Quizvraag


prijs per kilo
Boer B kweekt peren
Boer B kweekt appels
Boer A kweekt peren
0,35; 0,35
0,75 ; 0,25
Boer A kweekt appels
0,25; 0,75
0,20; 0,20
A
Dit is geen gevangenendilemma
B
Dit is wel een gevangenendilemma
C

Slide 4 - Quizvraag

I: een prijzenoorlog is een voorbeeld van een gevangenendilemma
II: Bij kiezen voor collectief belang wordt de prijzenoorlog opgelost
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
alleen I juist
D
alleen II juist

Slide 5 - Quizvraag

Een wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen. Wordt ook wel genoemd:
A
gamefication
B
speltheorie
C
prijzenoorlog
D
lineair programmeren

Slide 6 - Quizvraag

Een bedrijf of persoon maakt van tevoren bekend wat het gaat doen bij een dilemma heet een....
A
belofte
B
zelfbinding
C
individueel belang
D
collectief belang

Slide 7 - Quizvraag

Goederen die door de markt worden geproduceerd.
A
Collectieve goederen
B
Individuele goederen
C
Quasi-collectieve goederen
D
Inferieure goederen

Slide 8 - Quizvraag

Goederen die door de overheid geproduceerd worden en voor iedereen beschikbaar zijn, heten:
A
individuele goederen
B
luxe goederen
C
quasi-collectieve goederen
D
collectieve goederen

Slide 9 - Quizvraag

Particuliere beveiliging is een voorbeeld van..
A
individueel goed
B
quasi-collectief goed
C
collectief goed

Slide 10 - Quizvraag

Rivaliserend betekent dat je als producent ervoor kunt kiezen om geld te vragen voor gebruik van een product.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Spotify is ...
A
uitsluitbaar en rivaliserend
B
niet uitsluitbaar en wel rivaliserend
C
niet rivaliserend en wel uitsluitbaar
D
niet uitsluitbaar en niet rivaliserend

Slide 12 - Quizvraag

Straatverlichting is
A
een individueel goed geproduceerd door de overheid
B
een collectief goed
C
een individueel goed

Slide 13 - Quizvraag

Een (niet particulier) museum is een voorbeeld van een
A
individueel goed
B
collectief goed
C
quasi-collectief goed
D
onroerend goed

Slide 14 - Quizvraag

Youtube is een voorbeeld van
A
individueel niet uitsluitbaar rivaliserend goed
B
individueel uitsluitbaar niet rivaliserend goed
C
individueel uitsluitbaar rivaliserend goed
D
collectief goed

Slide 15 - Quizvraag

De gezondheidszorg is een voorbeeld van
A
individueel goed
B
collectief goed
C
quasi-collectief goed

Slide 16 - Quizvraag

Als iedereen uit individueel belang redeneert, worden er geen collectieve goederen geproduceerd
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Als je handelt vanuit het collectief belang zal bij een gevangenendilemma een optimalere uitkomst tot stand komen dan bij handelen vanuit individueel belang
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Externe effecten zijn:
A
in de prijs opgenomen
B
niet in de prijs opgenomen

Slide 19 - Quizvraag

Een voorbeeld van negatieve externe effecten is:
A
geluidsoverlast van vrachtverkeer
B
de hoge prijs van een Tesla
C
de krappe stoelen van een vliegtuig

Slide 20 - Quizvraag

Een bedrijf zal een extern effect niet in de prijs opnemen omdat het gaat om een onbedoelde invloed van hun product op anderen.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

I: Bijdrage in creche kosten
II: bonusregeling
III: brutoloon
IV: opleidingsmogelijkheden
Welke zijn secundaire arbeidsvoorwaarden?
A
alle vier
B
allemaal behalve brutoloon
C
allemaal behalve bonusregeling
D
allemaal behalve opleidingsmogelijkheden

Slide 22 - Quizvraag

Wie onderhandelen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)?
A
alle werkgevers en werknemers
B
1 individuele werkgever en werknemer
C
de vakbonden en werkgeversorganisaties

Slide 23 - Quizvraag

Vakbonden overleggen voor de CAO onderhandelingen met hun leden. Hierdoor weten ze wat hun onderhandelingsruimte is.
A
Bij de onderhandelingen is sprake van zelfbinding
B
Er is geen sprake van zelfbinding

Slide 24 - Quizvraag

Door algemeen bindend verklaren van een CAO wordt free-rider gedrag gestimuleerd.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag