H6.3_Wie heeft er profijt van?

H6: Samenwerken en onderhandelen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H6: Samenwerken en onderhandelen

Slide 1 - Tekstslide

H6.3: Wie heeft er profijt van?


  • Doorlezen par. 6.3;
  • Terugblik par. 6.2;
  • Lesdoelen par.6.3;
  • Uitleg;
  • Huiswerk volgende les;
  • Reflectie.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

individuele goederen (bijvoorbeeld kleding of netflix)
semicollectief goed (quasi-collectief goed). Bijvoorbeeld treinvervoer of de aanvraag van een paspoort.
een collectief goed. Bijvoorbeeld een dijk, de politie of een bankje in het park.
wordt geproduceerd door de markt.
Een goed door de overheid geproduceerd, het is uitsluitbaar en je kan er een prijskaartje aan hangen. 
Door de overheid geproduceerd goed, het is niet uitsluitbaar en er hangt geen prijskaartje aan. 

Slide 4 - Sleepvraag

Kunnen individuele goederen ook collectieve goederen zijn?
A
Nee, collectieve goederen zijn altijd publiekelijk toegankelijk.
B
Nee, individuele goederen zijn altijd voor persoonlijk gebruik.
C
Ja, als ze door meerdere mensen worden gebruikt.
D
Ja, maar alleen als ze door bedrijven worden gebruikt.

Slide 5 - Quizvraag

Welke van de volgende is een voorbeeld van een collectief goed?
A
Een boek.
B
Een auto.
C
Een park.
D
Een laptop.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van individuele goederen?
A
Collectieve goederen.
B
Service goederen.
C
Nutteloze goederen.
D
Duurzame goederen.

Slide 7 - Quizvraag

Welke van de volgende is een voorbeeld van een individueel goed?
A
Een spoorweg.
B
Een tandenborstel.
C
Een vrachtwagen.
D
Een kantoorgebouw.

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn collectieve goederen?
A
Goederen die alleen beschikbaar zijn voor de armen
B
Goederen die alleen beschikbaar zijn voor de overheid
C
Goederen die alleen beschikbaar zijn voor de elite
D
Goederen die niemand kan uitsluiten van gebruik

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn voorbeelden van collectieve goederen?
A
Kleding, meubels, elektronica
B
Openbare parken, straatverlichting, defensie
C
Zwembaden, sportscholen, spa's
D
Luxe auto's, privé-jets, golfbanen

Slide 10 - Quizvraag

collectieve goederen zijn niet rivaliserend
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
98

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen eigen belang en collectief belang en dit koppelen aan de productie van de overheid.
  • Je kunt uitleggen hoe de collectieve  sector georganiseerd is.
  • Je kunt uitleggen wat externe effecten zijn.
  • Je kunt voorbeelden geven van positieve en negatieve externe effecten. 

Slide 13 - Tekstslide

verschillende soorten belangen
individueel belang
voorop stellen van je eigen belang. 
vaak niet de optimale uitkomst.
collectief belang
optimale uitkomst
komt tot stand door samen te werken en afspraken 

Slide 14 - Tekstslide

Betekenis van het woord collectief:
Het woord betekend 'samen', dus voor iedereen beschikbaar.

Een collectief heeft een gezamenlijk belang. Bijvoorbeeld de politie, die is er voor iedereen.

Slide 15 - Tekstslide

de publieke sector
de collectieve sector 
de overheid
verantwoordelijk voor produceren collectieve goederen en diensten

particuliere sector
burgers en bedrijven 

Slide 16 - Tekstslide

in welke sector zitten de (meeste) leraren?
A
de publieke sector
B
de collectieve sector
C
geen bepaalde sector
D
de particuliere sector

Slide 17 - Quizvraag

externe effecten
externe effecten
onbedoelde gevolgen van de productie

Slide 18 - Tekstslide

negatieve externe effecten.
negatief extern effect
een onbedoeld gevolg van productie en deze valt negatief uit.

Slide 19 - Tekstslide

positieve externe effecten.
postief extern effect
een onbedoeld gevolg van de productie en deze valt positief uit.

Slide 20 - Tekstslide

Negatieve externe effecten
Positieve externe effecten 
Het hebben van een koeienstal
Het aan leggen van een nieuwbos vlakbij een eethuis
Afval dat in Tilburg op straat ligt
Het omzagen van bomen in het tropische regenwoud
Afval scheiden

Slide 21 - Sleepvraag

wat kan de overheid doen tegen externe effecten?
subsidies en accijns
de overheid kan een geldbedrag geven voor het gebruik van producten, die milieuvervuiling tegengaan of accijns voor producten die slecht zijn voor het mileu en de gezondheid.
verbod
ze kunnen een verbod instellen, zoals het rookverbod 

Slide 22 - Tekstslide

Maken opdracht 
Je hebt 10 minuten de tijd voor het maken van 
opdracht 



timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Bespreken opdracht 

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
Paragraaf 6.3: Maken opdrachten 
maken opdrachten 20, 21, 23 en 25


Slide 25 - Tekstslide

Zijn de leerdoelen behaald?
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen eigen belang en collectief belang en dit koppelen aan de productie van de overheid.
  • Je kunt uitleggen hoe de collectieve sector georganiseerd is.
  • Je kunt uitleggen wat externe effecten zijn.
  • Je kunt voorbeelden geven van positieve en negatieve externe effecten. 

Probeer de leerdoelen in eigen woorden uit te leggen. Je mag voorbeelden gebruiken om het duidelijk te maken.

Slide 26 - Tekstslide

Wat is het collectief belang voor Jaap en Ellen?
A
Jaap split, Ellen steal
B
Jaap steal, Ellen steal
C
Ellen Split, Jaap Steal
D
Ellen split, Jaap split

Slide 27 - Quizvraag

Wie werkt er in de collectieve sector?
A
Politie
B
Leraar
C
Marktverkoper
D
Supermarkt medewerker

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Winstgevende sector

Slide 29 - Quizvraag

Als je handelt vanuit het collectief belang zal bij een gevangenendilemma een optimalere uitkomst tot stand komen dan bij handelen vanuit individueel belang
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Bij negatieve externe effecten zijn niet alle externe kosten in de prijs opgenomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Het tegengaan van negatieve externe effecten kan door
A
het geven van een subsidie
B
het heffen van belasting

Slide 32 - Quizvraag

Externe effecten zijn altijd negatief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Wat zijn externe effecten?
A
Gevolgen van de producten van goederen
B
Gevolgen voor het milieu door het produceren van producten
C
Gevolgen voor het milieu en omgeving door productie van producten maar geen gevolg voor de prijs van dit product
D
Geen van de alle goed

Slide 34 - Quizvraag

een voorbeeld van een positief extern effect is
A
een aangelegd bos voor de productie van hout
B
Co2 uitstoot van de industrie
C
het dicht zijn van de scholen door het coronavirus
D
aardbevingen in Groningen door gasproductie

Slide 35 - Quizvraag