7. zorg dat je je spullen op orde hebt (pen, schrift, kopie)
Slide 2 - Tekstslide
Programma 12.45-13.45
Aan het einde van de les weet je:
- hoe voorwerpen in de keuken heten
- ken je de hygiëneregels
Slide 3 - Tekstslide
Wat gaan we doen
1. we gaan begrippen uit de lessen herhalen
2. in het 2e lesuur 13.45-14.45 ga je een memoryspel maken
Slide 4 - Tekstslide
Schrijf op je wisbord:
Wat is een Garde?
Waarvoor gebruik je die?
Slide 5 - Tekstslide
Garde
Deze gebruik je om iets op te kloppen.
bijv. slagroom
bijv. gesmolten chocolade
Slide 6 - Tekstslide
Schrijf op:
Wat is een steelpan?
waarvoor gebruik je die?
Slide 7 - Tekstslide
steelpan
Een steelpan is een pan met één lange handgreep.
Je gebruikt deze voor het bereiden van sauzen.
* bereiden= maken van eten
Slide 8 - Tekstslide
Schrijf op:
Wat is een zeef?
Waarvoor gebruik je die?
Slide 9 - Tekstslide
Zeef
een bak waarvan de bodem uit een raster bestaat of een bolvormig rastertje aan een handvatje (theezeefje). Hij wordt gebruikt om vaste stoffen van vloeistoffen of zeer fijn materiaal te scheiden.
Slide 10 - Tekstslide
Schrijf op:
Wat is het aanrecht?
Slide 11 - Tekstslide
aanrecht
Slide 12 - Tekstslide
Schrijf op
Wat is een vaatdoek?
Waar gebruik je die voor?
Slide 13 - Tekstslide
vaatdoek
een vaatdoek gebruik je om het aanrecht en je werkblad in de keuken schoon te maken
Slide 14 - Tekstslide
schrijf op
Wat is een theedoek?
Waar gebruik je deze voor?
Slide 15 - Tekstslide
theedoek
een theedoek gebruik je om af te drogen
Slide 16 - Tekstslide
Schrijf op
Wat is een handdoek?
waar gebruik je deze voor?
Slide 17 - Tekstslide
handdoek
een handdoek gebruik je om je handen na het wassen af te drogen
Slide 18 - Tekstslide
handzeep
afwasmiddel
Slide 19 - Tekstslide
Leg uit:
Waarvoor gebruik je handzeep en afwasmiddel?
Slide 20 - Tekstslide
Waarvoor gebruik je
- handzeep is om je handen mee te wassen als ze vies zijn
- afwasmiddel gebruik je om servies, bestek en borden af te wassen
Slide 21 - Tekstslide
Wat is servies?
waarvoor gebruik je servies?
Slide 22 - Tekstslide
servies
servies zijn: borden, kopjes, schoteltjes, bekers en kommen
Die gebruik je om eten en drinken op/in te serveren
Slide 23 - Tekstslide
Wat is bestek?
Waar gebruik je bestek voor
Slide 24 - Tekstslide
bestek
bestek bestaat uit een lepel, mes en een vork.
* theelepel- kleine lepel voor het roeren van koffie of thee
Slide 25 - Tekstslide
Schrijf op
Welke woorden vind jij belangrijk en heb je gemist?
- pannenlikker
- afdruiprek
- schilmes
- ovenschaal
Slide 26 - Tekstslide
Programma 13.45
Opdracht:
Slide 27 - Tekstslide
Werken in tweetallen
1. Je maakt een memoriespel, met de woorden van de vorige les