1.3 De opbouw van de Nederlandse stad

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen kenmerk van een stad?
A
lage bevolkingsdichtheid
B
hoge bevolkingsdichtheid.
C
veel grootstedelijke functies
D
veel voorzieningen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is suburbanisatie?
A
Mensen die naar de stad toe trekken
B
Een rand van een stad
C
Mensen die vanuit naar omringende gebieden trekken.
D
De bevolkingstoename in de stad.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is urbanisatie?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van een stad
  • Een stad heeft verschillende wijken
  • Elke wijk ziet er anders uit.
  • In het stadcentrum, ligt vaak de kerk en daaromheen winkels en horecagelegenheden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Stadcentrum

Slide 9 - Tekstslide

Kerk, winkels, oude gebouwen, smalle straatjes, geen auto's.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. 1850-1940 Vooroorlogse wijken  

Slide 11 - Tekstslide

Woonwijken direct rondom het stadcentrum. Bedoeld voor de arbeiders die in de fabrieken werkte.
-> Arbeiderswijken
Kleine woningen, smalle straatjes, weinig groen, geen auto's. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1850-1940 Vooroorlogse wijken 

Slide 13 - Tekstslide

Tuinwijken: lage eengezinswoning met een voor- en achtertuin en een omgeving met veel groen. 

Tuinwijken waren zowel voor de fabrieksarbeiders als voor de mensen met een hoger inkomen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Naoorlogse wijken  1960-1970

Slide 15 - Tekstslide

Na de Tweede Wereldoorlog waren er snel veel nieuwe woningen nodig. 
Er werd in de hoogte gebouwd, in een groene omgeving. -> Hoogbouw wijken
flats, met lage huren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Laagbouw wijken 1970-1980  

Slide 17 - Tekstslide

  • Toen de welvaart toenam, wilde men prettiger wonen.
  • Men bouwde laagbouw woningen met veel groen. -> eengezinswoningen met een tuin. 
  • Woonerven, straten waar wonen, wandelen en spelen belangrijker is dan verkeer. 
  • Auto's rijden hier langzaam.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Nieuwbouwwijken (vanaf 1980)

Slide 19 - Tekstslide

  • Wonen in de stad moest weer aantrekkelijker worden.
  • Nieuwe wijken met veel ruimte en groen. 
  • voor diverse groepen mensen werd gebouwd -> verschil in soorten woningen. 
  • Aan de rand van de stad, vlakbij doorgaande wegen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwoordig
  • Nog steeds worden nieuwe wijken aan de rand van de stad gebouwd.
  • Steeds vaker wordt ruimte binnen bestaande wijken gebruikt.
  • Oude gebouwen worden gesloopt, zoals een fabriek of een ziekenhuis om op die plek woningen te bouwen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies