KTH1A 20 W22 1. S d

Einen schönen guten Tag KTH1A!
Heute ist Mittwoch den 27. Mai!
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Einen schönen guten Tag KTH1A!
Heute ist Mittwoch den 27. Mai!

Slide 1 - Tekstslide

Willkommen in dieser Stunde.
 
Na dit uur :
1] Kun je de basisregel van de ww + de uitzonderingen toepassen
2] Weet je waar je bij het ww möchten op moet letten

3 & 4Weet je  weer hoe het ook al weer zat met de bezittelijke voornaamwoorden en de kloktijden. 



Slide 2 - Tekstslide

We beginnen met de werkwoorden
De basis is: 
 stam + e st t en t en
volt. deelw. ge + stam + t

Slide 3 - Tekstslide

Welk verschil is er bij werkwoorden met de stam op een s-klank

Slide 4 - Open vraag

had je in je antwoord opgeschreven dat je bij du een t krijgt?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Welk verschil is er bij werkwoorden met de stam op een d of een t?

Slide 6 - Open vraag

Bij welke pers. vnw komt er een extra e? (vul alleen de woorden in zonder komma of streepjes)

Slide 7 - Open vraag

Kon je hier nog geen antwoord op geven?
Advies:
Bekijk en leer je aantekeningen nog eens goed.
Neem daarvoor straks  de dia's van af nummer 15 nog eens goed door en leer de werkwoorden.
We gaan nu eerst een aantekening maken van een nieuw werkwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Neem nu het werkwoord möchten (zou graag willen) over in je schrift: Kapitel 3 Lektion 5 Gram.D
möchten = zou graag willen
ich              möcht e 
du               möcht est  
er/sie es   möcht e      
wir              möcht en 
ihr               möcht et 
sie/ Sie     möcht en 

Slide 9 - Tekstslide

Wat valt je op bij de uitgangen van möchten?

Slide 10 - Open vraag

Waar moet je bij er/sie/es dus op letten?

Slide 11 - Open vraag

Had je in je antwoord geen t bij er/sie/es?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Neem de extra zin nu ook over in je schrift
möchten = zou graag willen
ich              möcht e 
du               möcht est  
er/sie es   möcht e      Let op! hier komt geen t !!
wir              möcht en 
ihr               möcht et 
sie/ Sie     möcht en 

Slide 13 - Tekstslide

Kon je  bij de eerste dia's  nog geen antwoord op geven?
Advies:
Bekijk en leer je aantekeningen nog eens goed.
Neem daarvoor straks nu de volgende dia's nog eens door.
Ging het wel goed, mag je gelijk door naar de groene dia's en kijken of je het ook kunt toepassen.


Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Regelmatige werkwoorden: wohnen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
                             (Fe) (T)
ich              wohn e
du               wohn st
er/sie es   wohn t
wir              wohn en
ihr               wohn t
sie/Sie      wohn en



Slide 16 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -s/-ß/-z
werkwoord: heißen, stam:heiß

ich               heiß e
du                heiß t      (bij du geen st)
er/sie es    heiß t
wir               heiß en
ihr                heiß t
sie/ Sie      heiß en



Slide 17 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d
Neem deze dia over in je aant. schrift
werkwoord: arbeiten, stam:arbeit        finden, stam: find

ich                 arbeit e                                     ich                   find e
du                  arbeit est     (extra e)           du                   find est
er/sie es      arbeit et       (extra e)           er/sie/ es     find et
wir                 arbeit en                                   wir                  find en
ihr                  arbeit et        (extra e)           ihr                  find et
sie/ Sie        arbeit en                                   sie/Sie          find en



Slide 18 - Tekstslide

Oefening
met werkwoorden!

Slide 19 - Tekstslide

Kies de juiste werkwoordsvorm:
schreiben
Ich …………………… einen Brief.
A
schreiben
B
schreibt
C
schreibst
D
schreibe

Slide 20 - Quizvraag

heiβen
Wie …………………… du?
A
heiße
B
heißt
C
heißst
D
heißen

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
finden
Wie …………………… du deine Schule?

Slide 22 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
wohnen
Ich …………………… in einem Dorf.

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
warten
Peter …………………… auf den Bus.

Slide 24 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
antworten
Jürgen und Hans, was …………………… ihr?


Slide 25 - Open vraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
kosten
Die CD …………………… € 15,-.

Slide 26 - Open vraag

kosten
Die Fotos .............. 1,- Euro.

Slide 27 - Open vraag

rennen
Ich ........... schnell beim Laufen.

Slide 28 - Open vraag

scheinen
Die Sonne ............. den ganzen Tag.

Slide 29 - Open vraag

Bezittelijke vnw 
Er volgt een sleepvraag
zoek de juiste vertaling bij elkaar.

Slide 30 - Tekstslide

heißen
Du ............. wie eine schöne Blume!

Slide 31 - Open vraag

mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
hun
uw
jullie
mein (e)
dein (e)
sein (e)
ihr (e)
ihr (e)
unser (e)
Ihr (e)
euer
eure

Slide 32 - Sleepvraag

Had je de sleepvraag goed?
A
ja!
B
nee :(

Slide 33 - Quizvraag

Was je antwoord ja?
Topper!
Je mag gelijk kijken of je de bezittelijke vnw ook goed kan toepassen. Je mag de volgende 2 slides overslaan. 


Was je antwoord nee, ga naar de volgende dia

Slide 34 - Tekstslide

Was je antwoord nee?
Kan gebeuren!
Leer de bezittelijke vnw nog eens goed. 
Probeer dan de sleepvraag (in de volgende dia) nog een keer.
Daarna ga je ook oefenen met het toepassen van de bezittelijke vnw.

Slide 35 - Tekstslide

mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
hun
uw
jullie
mein (e)
dein (e)
sein (e)
ihr (e)
ihr (e)
unser (e)
Ihr (e)
euer
eure

Slide 36 - Sleepvraag

Hoe zat het ook al weer met de kloktijden?

Slide 37 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Duits:

Het is kwart over twaalf
A
Es ist zwölf Uhr
B
Es ist halb zwölf
C
Es ist Viertel nach zwölf
D
Es ist Viertel vor zwölf

Slide 38 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Duits:

Het is half zes?
A
Es ist Viertel vor sechs
B
Es ist Viertel nach sechs
C
Es ist halb fünf
D
Es ist halb sechs

Slide 39 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Duits:

Het is kwart voor drie
A
Es ist Viertel vor drei
B
Es ist drei Uhr
C
Es ist vierzehn nach drei
D
Es ist viertel vor drei

Slide 40 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Duits:

Het is twee uur?
A
Es ist zwei Stunden
B
Es ist zwei Uhr
C
Es ist halb zwei
D
Es ist viertel nach zwei

Slide 41 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Duits:

Het is één uur?
A
Es ist eine Stunde
B
Es ist eins Uhr
C
Es ist ein Uhr
D
Es ist viertel nach eins

Slide 42 - Quizvraag

Nog niet alles goed? 

Kijk dan in je boek nog eens op blz. 94
Kijk vooral wat je zelf moest opschrijven over: 
Het is 1 uur.

Slide 43 - Tekstslide

Heb je nog een vraag over de bezittelijke vnw? Stel die dan hier.

Slide 44 - Open vraag

Heb je nog een vraag over de kloktijden?

Slide 45 - Open vraag

heb je nog een vraag over de werkwoorden. Zo ja, welke?

Slide 46 - Open vraag

Heb je het doel: "
Kun je de basisregel van de ww + de uitzonderingen toepassen?" behaald?

Slide 47 - Open vraag

Heb je het doel:
"Weet je waar je bij het ww möchten op moet letten? " behaald?
A
ja
B
nee
C
bijna

Slide 48 - Quizvraag

Doel: "Hoe het ook al weer zat met de bezittelijke voornaamwoorden en de kloktijden?"
Heeft deze herhaling zin gehad?

Slide 49 - Open vraag

Hausaufgaben:
Vorbereiten:
Grammatik E

Machen:
Kapitel 3 Lektion 5 Aufgabe 11 und 12
Kapitel 3 Lektion 6 Aufgabe 1 und 2
Wat is het verschil van am en im?

Lernen/Kennen:
Lernbox 5 (1. Mal) + wiederholen Lernbox 1, 2 und 4

Slide 50 - Tekstslide

Dank voor je aandacht en graag tot volgende week!


Blijf de woordjes en zinnen bijhouden met leren. De link van deze les staat in de klas bij LessonUp. Je kunt dit altijd op een ander moment nog eens terugkijken.
Volgende week ga ik kijken hoe goed je het leerwerk hebt bijgehouden!
Heel veel succes met alles en blijf vooral gezond! 
Nog 1 laatste vraag graag beantwoorden:

Slide 51 - Tekstslide

Wil je hier noteren hoe laat het nu is?

Slide 52 - Open vraag