Taalkunde (bijvoeglijke bepaling en bwb)

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide



Maak aantekeningen.
Je hebt de uitleg nodig om je
volgende schrijfopdracht goed
te kunnen uitvoeren.


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen

Je kent de term bijvoeglijke bepaling;
Je kunt een bijvoeglijke bepaling herkennen en benoemen in een zin;
Je kunt een bijvoeglijke bepaling toevoegen aan een zin(sdeel);
Je kent en herkent bijwoordelijke bepalingen.

Vragen van jullie

Wat is het verschil tussen de twee gezegdes?

De (on)zin van de koppelwerkwoorden


Oefenen met het naamwoordelijk gezegde

Slide 3 - Tekstslide

Geven

Hoofdrol:
de persoon die geeft (onderwerp)

Onmisbare rol:
dat wat gegeven wordt (lv)

(On)misbare rol:
wie het geven ontvangt (mv)
Het meisje geeft hem een ijsje


Het meisje = onderwerp

ijsje = lijdend voorwerp


hem = meewerkend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Het meisje gaf hem een ijsje.

Feitelijke zin, maar je weet niets over de omstandigheden.

Omstandigheden zijn belangrijk om de tekst te begrijpen en om de context te weten.
Decor

Het meisje gaf hem een ijsje op het strand.
Het meisje gaf hem een ijsje bij haar thuis.
Het meisje gaf hem gisteren een ijsje.
Het meisje gaf hem iedere dag een ijsje.

Slide 5 - Tekstslide

Het meisje gaf hem een ijsje.

Feitelijke zin, maar je weet niets over de omstandigheden.

Omstandigheden zijn belangrijk om de tekst te begrijpen en om de context te weten.
Drama

Het meisje gaf hem een ijsje, omdat ze verliefd op hem is.
Het meisje gaf hem liever een ijsje.
Het meisje gaf hem geïrriteerd een ijsje.
Hoewel hij het niet lust, gaf het meisje hem een ijsje.
Het meisje gaf hem niet een ijsje.

Slide 6 - Tekstslide

Vul onderstaande kale zin aan met minimaal 2 bijwoordelijke bepalingen (denk aan tijd, reden, plaats etc.)

SC Heerenveen verliest veel punten.

Slide 7 - Woordweb

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.




Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijke bepaling
Het meisje gaf hem een ijsje.

Het lieve meisje gaf hem een duur ijsje.


Slide 9 - Tekstslide

In het verre land kreeg ze trek in pindakaas.
A
verre
B
trek

Slide 10 - Quizvraag

De nimmer te verzadigen draak verslond de jonkvrouw.
A
nimmer te verzadigen
B
verslond

Slide 11 - Quizvraag

In de trein zag Marie de schrijver die ze zo bewonderde.
A
in de trein
B
die ze zo bewonderde

Slide 12 - Quizvraag

Vul onderstaande kale zin aan met minimaal 2 bijwoordelijke bepalingen (denk aan tijd, reden, plaats etc.) en 2 bijvoeglijke bepalingen.

De docent legt de leerstof uit aan de leerling.

Slide 13 - Woordweb