H2 - week 36 - Les 3 - SO woordenschat - spelling H1

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, di, wo, do, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Terugkijken vorige les
- SO woordenschat H1
- Spelling H1

Planning deze les:

Slide 2 - Tekstslide

- Je haalt een voldoende voor je SO
- Je maakt jouw leerlijn spelling H1 (leestekens)
- Je weet wanneer je een punt, komma, puntkomma of dubbele punt moet zetten. 

Doel van de les

Slide 3 - Tekstslide

- Je schrijft op het blad
- Geef op elke vraag antwoord
- Vergeet je naam niet
- Probeer zo netjes mogelijk te schrijven

Je hebt 15 minuten.

Klaar - doe iets anders voor jezelf (ZONDER laptop of telefoon)
SO woordenschat H1
timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Spelling H1

Slide 5 - Tekstslide

  • Punt
  • Komma
  • Puntkomma
  • Dubbele punt
Spelling H1 - leestekens

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens gebruik je om teksten leesbaar te maken. Zonder leestekens gaat de boodschap verloren.

"wacht, niet rennen!",  riep de coach.
"wacht niet, rennen!",  riep de coach.

.  , :  ; 

Slide 7 - Tekstslide

Punt gebruik je aan het einde van een zelfstandige, meedelende zin. 

Ik heb goed gespeeld. We hebben gewonnen. 
* Anke gaat morgen werken, ze wil met de trein gaan. 

Slide 8 - Tekstslide

De komma gebruik je als je twee zinnen samenvoegt tot één, langere zin:

- Tussen twee persoonsvormen
Nadat we wonnen, renden we een rondje. 

- Voor verbindingswoorden
Ik heb goed gespeeld, dus we hebben gewonnen. 

- Voor een deel van de zin dat geen zelfstandige zin is
We wonnen de wedstrijd, die wel twee uur duurde. 

Slide 9 - Tekstslide

Een punt komma gebruik je als je wilt laten zien dat twee zinnen bij elkaar horen (maar geen verklaring). En dus ook in een langere opsomming.

Stef wil chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ZH.

- vervangen voor:  - . - 
Stef wil chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ZH
;

Slide 10 - Tekstslide

Een punt komma gebruik je als je wilt laten zien dat twee zinnen bij elkaar horen (maar geen verklaring). En dus ook in een langere opsomming.

Stef wil chirurg worden; zijn vader werkt ook in het ZH.

- vervangen voor:  - . - 
Stef wil chirurg worden. Zijn vader werkt ook in het ZH
;

Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt gebruik je als je iets wilt verklaren. De ene zin geeft een verklaring voor de andere.

Stef wil later chirurg worden: hij ziet het salaris wel zitten.
- vervangen voor: -  , want - 
Stef wil later chirurg worden, want hij ziet het salaris wel zitten
.

Slide 12 - Tekstslide

In opsommingen kun je beiden gebruiken, maar wel op een andere plek!

Vandaag heb ik een drukke dag: eerst ga ik naar de kapper; dan moet ik met oma, opa en neefje naar het ziekenhuis; ik moet nog boodschappen voor kerst doen en ik wil nog sporten. 

Opsommingen

Slide 13 - Tekstslide

Wat:
Spelling H1 (leestekens)
H1 - hele leerlijn (let op, je kunt de meeste zinnen kopiëren)

klaar: Lees de theorie van spelling H2 (leenwoorden) door, je kunt ook alvast starten (hoef je volgende week minder te doen). 

Wanneer:
Einde van de week 


Aan de slag:

Slide 14 - Tekstslide

Voor de les:
- Je hebt de leerlijn van H1 spelling (leestekens af)
- Je hebt de theorie van H2 (leenwoorden) gelezen

Succes!
Volgende les:

Slide 15 - Tekstslide