2hv spelling blok 1 t/m 6
1 / 21
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Noem drie verschillende werkwoordsvormen
Slide 2 - Open vraag
Kofschiptaxi
Slide 3 - Woordweb
Wat is juist?
A
De drankjes werden gekoeld
B
De drankjes werden gekoelt
Slide 4 - Quizvraag
In een zin met gebiedende wijs staat geen persoonsvorm
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Word nu donateur!
B
Wordt nu donateur!
Slide 6 - Quizvraag
Wat is juist geschreven in de ik-vorm verleden tijd?
A
racede
B
racete
C
racte
D
racde
Slide 7 - Quizvraag
Welke regel moet je gebruiken bij een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
Slide 8 - Open vraag
Kerstvakantie moet je met een hoofdletter schrijven
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het meervoud van havik?
A
haviken
B
havikken
Slide 10 - Quizvraag
Hoe schrijf je woorden als beide(n), sommige(n) etc?
Slide 11 - Open vraag
Wat is de juiste vorm van de samenstelling
A
rozenstruik
B
rozestruik
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de juiste vorm van de samenstelling?
A
apentrots
B
apetrots
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een samentrekking?
Slide 15 - Open vraag
Schrijf drie woorden op met het juiste gebruik van een apostrof
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Geef twee regels voor het gebruik van de apostrof
Slide 18 - Open vraag
Is deze zin goed geschreven?
Michel riep 'Denk aan je sleutel'!
Michel riep 'Denk aan je sleutel'!
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Is deze zin goed geschreven?
Ik ga morgen met de fiets naar school, omdat mijn brommer kapot is.
Ik ga morgen met de fiets naar school, omdat mijn brommer kapot is.
A
Waar
B
Niet waar
