Werkwoordsvormen op de(n) dde(n) te(n) tte(n)

Werkwoordsvormen op de(n) dde(n) te(n) tte(n)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 8 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordsvormen op de(n) dde(n) te(n) tte(n)

Slide 1 - Tekstslide

Infinitief werkwoord
De infinitief vorm van een werkwoord staat in het woordenboek en is de volledige vorm van een werkwoord zoals:
-meld wordt melden
-roest wordt roesten

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Als in de infinitief één -d- of één -t- staat (bevrijden, verlichten), schrijf je de Pvvt met -dde(n) of -tte(n):
De brandweerlieden bevrijdden (Pvvt) de automobilist uit zijn auto.
Tot voor kort verlichtte (Pvvt) een schermlamp mijn hele kamer.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd(pvtt)

Persoonsvorm tegenwoordige tijd ook wel pvtt schrijf je met -den, -ten in het meervoud net als de infinitief zoals:
Die slakken in de tuin bestrijden we met speciale korrels.
De kranten berichten elke dag over de Haagse politiek
Bij infinitieven met -dd- of -tt- heeft ook de pvtt het meervoud met -dd- of -tt- zoals: Veel Engelsen wedden graag bij de paardenraces

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord ook wel bn schrijf je altijd zo kort mogelijk, dus met -de of -te zoals:
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.
Ik kan niet goed studeren in die slecht verlichte kamer.
Let op! Bij infinitieven met -dd- of -tt- ( bekladden, verrotten) is ook het bn met -dd- of -tt- zoals:
bekladde muren
verrotte aardappels

Slide 5 - Tekstslide

In welke vorm staat het werkwoord in de zin:
De paragraaf luidde als volgt

A
Infinitief
B
Pvtt
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Pvvt

Slide 6 - Quizvraag

In welke vorm staat het werkwoord in de zin: Met een verbrande pot rende hij naar buiten
A
Infinitief
B
Pvtt
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Pvvt

Slide 7 - Quizvraag

Welke 2 werkwoordsvormen staan in de zin: Vergoedde de verzekering alle door de storm aangerichte schade?
A
Infinitief en bijvoegelijk naamwoord
B
Pvtt en Infinitief
C
Bijvoegelijk naamwoord en Pvtt
D
Pvvt en Bijvoegelijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

In welke vorm staat het werkwoord in de zin:
A
Infinitief
B
Pvtt
C
Bijvoegelijk naamwoord
D
Pvvt

Slide 9 - Quizvraag

Schrijf dit woord in de infinitieve vorm:
verkleed

Slide 10 - Open vraag

Schrijf dit woord in de Pvtt vorm (meervoud) zuchten

Slide 11 - Open vraag

Schrijf dit woord in de Pvvt vorm(enkelvoud): Vergoeden

Slide 12 - Open vraag

Schrijf dit woord in de BN vorm:
berechten

Slide 13 - Open vraag