Oefenen met naamvallen en voorzetsels

In deze les:
- oefen je nog een keer met de naamvallen
- oefen je met voorzetsels: welke naamval komt er na een bepaald voorzetsel?

-oefen je met de keuzevoorzetsels
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

In deze les:
- oefen je nog een keer met de naamvallen
- oefen je met voorzetsels: welke naamval komt er na een bepaald voorzetsel?

-oefen je met de keuzevoorzetsels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak dan nu de opdrachten!
Gebruik hierbij je hulpmiddelen:
- naamvallenoverzicht
- aantekeningen


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. . Er hat sich (bij deze) Aktion (v) verwundet.

A
bei dieser Aktion
B
bei diesem Aktion
C
bei diesen Aktion
D
bei diese Aktion

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2. (na zijn)Test (m) war er sehr traurig.
A
nach seiner
B
nach seinen
C
nach seinem
D
nach sein

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3. Das kleine Kind bleibt (bij haar)Großeltern.
A
bei ihne
B
bei ihrem
C
bei ihnem
D
bei ihren

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4. Das hat er (met uw) Schwester gemacht.
A
mit Ihr
B
mit Sie
C
mit Ihrer
D
mit Ihhre

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5. Sie hat das Geschenk (van onze) Mutter bekommen.
A
von unser
B
von uns
C
von unserer
D
von unserem

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6.Das Geschenk ist (voor onze) Großeltern.
A
für unser
B
für unseren
C
für unsere
D
für unse

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7. Ich schaue (door dit ) Fenster.
A
durch diese
B
durch diesem
C
durch dies
D
durch dieses

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8. Du darfst den Film nur (zonder jouw) Bruder sehen.
A
ohne dir
B
ohne dich
C
ohne deinen
D
ohne deinem

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9. Ich renne zweimal (om het) Krankenhaus.
A
um das
B
um dem
C
um die
D
um den

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

10. Ich habe etwas (tegen deze) Lehrerin!
A
gegen dieser
B
gegen dies
C
gegen diese
D
gegen diesem

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels? 
3e naamval
4e naamval

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
timer
2:00
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Wir müssen über die Brücke nach links!
Du meinst, die Kirche an der Ecke.
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer.
Ich war vor eine Woche noch da.
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch.
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1/8
Das Buch legst du auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den
C
der
D
das

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2/8
Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3/8 Vul in.
Er springt vom Felsen (vanaf de rots) in d... Fluss (m).

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4/8 Vul in.
Es gibt einen tollen Film in d... Kino (o).

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

5/8 Vul in. Let op de naamval.
An [welke] Tag kommt ihr denn an?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6/8 Vul in. Let op de naamval.
Sie legen deinen Schlüssel auf d... Tisch (m).

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

7/8 Vul in. Let op de naamval.
Unsere Wohnung liegt [in een wijk] außerhalb des Zentrums.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

8/8 Übersetze:
een week geleden
A
eine Woche geleden
B
vor einer Woche
C
nach einer Woche

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1/3 Schreibe ganze Sätze:
Er – sich setzen – neben – der Hund.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2/3 Schreibe ganze Sätze:
Die Autos – fahren – unter – die Stadt.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3/3 Schreibe ganze Sätze:
Die Katzen – sich verstecken – hinter – der Baum

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies



Ich fahre mit mein... neu... Auto (o)

Slide 26 - Open vraag

mit = voorzetsel 3e naamval
Welke naamval: Ich bin in der Küche.
A
1e
B
3e
C
4e

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke naamval: Ich stehe vor dem Haus.
A
1e
B
3e
C
4e

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke naamval: Ich stelle den Wagen vor das Haus.
A
1e
B
3e
C
4e

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Der-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 4e naamval mv?
--> Die toll___ Bücher
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ein-Gruppe: Wat is de Adjektiv-uitgang voor de 3e naamval vrl?
--> Einer groß___ Frau
A
en
B
er
C
e
D
es

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eine jung ... Frau hat uns geholfen.
A
junger
B
junge
C
jung
D
junges

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ende
ENDE

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies