Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
proeftoets K1 en K2
proeftoets K1/K2 Grammatik
1 / 39
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
In deze les zitten
39 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
proeftoets K1/K2 Grammatik
Slide 1 - Tekstslide
haben sein werden
Van deze werkwoorden beheers je:
o.t.t.
o.v.t.
v.t.t
Slide 2 - Tekstslide
haben/sein/werden Präsens
Slide 3 - Tekstslide
haben/sein/werden Präteritum
hatten
waren
wurden
ich
hatte
war
wurde
du
hattest
warst
wurdest
er/sie/es
hatte
war
wurde
wir
hatten
waren
wurden
ihr
hattet
wart
wurdet
sie/Sie
hatten
waren
wurden
verleden tijd van haben, sein en werden
Slide 4 - Tekstslide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 5 - Sleepvraag
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 6 - Sleepvraag
Vul aan:
Sophie _____ gestern ganz froh.
A
war
B
hatte
C
würde
D
wurde
Slide 7 - Quizvraag
Seine Eltern ........... Peter voriges Jahr einen Computer zum Geburtstag geschenkt.
A
waren
B
hatten
C
wurden
D
hatte
Slide 8 - Quizvraag
Ich ............ dir die Matheaufgabe erklären.
A
habe
B
bin
C
werde
Slide 9 - Quizvraag
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
habt
D
seid
Slide 10 - Quizvraag
Ariane ............... noch in der Schule.
A
ist
B
wird
C
hat
D
hast
Slide 11 - Quizvraag
.............. du morgen 10 oder 14 ?
A
wirdst
B
wirst
C
bist
D
hast
Slide 12 - Quizvraag
Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiel
e
du
spiel
st
er / sie / es
spiel
t
wir
spiel
en
ihr
spiel
t
sie / Sie
spiel
en
Slide 13 - Tekstslide
Und auch noch:
d/t = extra e
+ atmen/rechnen/regnen/
zeichnen/öffnen
s/ss/ß/ß/z du+T
Slide 14 - Tekstslide
Voortgang
= extra -e- bij ww
met stam op -d of -t
Slide 15 - Tekstslide
Schwache Verben Präsens
In de volgende slides vul je de o.t.t. van de gevraagde werkwoorden in.
Slide 16 - Tekstslide
Fragen
Du ----- zu viel
Slide 17 - Open vraag
hören
jetzt ------ ihr schöne Musik
Slide 18 - Open vraag
trinken
wir ------- gerne einen Cola
Slide 19 - Open vraag
wandern
ich ----- jeden Morgen für eine halbe Stunde
Slide 20 - Open vraag
Besuchen
Jesse ----- seine Freundin sehr oft
Slide 21 - Open vraag
arbeiten
Storr ----- immer sehr gut
Slide 22 - Open vraag
beißen
Mein Hund --- deine Katze
Slide 23 - Open vraag
kochen
Welches Gericht ----- du gerne?
Slide 24 - Open vraag
schneiden
Bitte, ---- ihr die Karotten und die Kräuter
Slide 25 - Open vraag
bedeuten, kennen
Was ----- dieses Wort? ich ---- es nicht
(let op: tussen de WW alleen een spatie!)
Slide 26 - Open vraag
De keuzevoorzetsels
Slide 27 - Tekstslide
2/3 Wanneer krijg je een 3e/4e naamval bij de keuzevoorzetsels?
3e naamval
4e naamval
Slide 28 - Sleepvraag
3/3 Welcher Satz ist richtig geschrieben? Sleep de zin.
timer
2:00
Dieser Satz ist richtig.
Dieser Satz ist leider falsch.
Wir müssen über die Brücke nach links!
Du meinst, die Kirche an der Ecke.
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer.
Ich war vor eine Woche noch da.
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch.
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch.
Slide 29 - Sleepvraag
2/8
Das Bild hängt an d.... Wand(v).
A
die
B
der
C
dem
D
den
Slide 30 - Quizvraag
3/8 Vul in.
Er springt vom Felsen (vanaf de rots) in d... Fluss (m).
Slide 31 - Open vraag
5/8 Vul in. Let op de naamval.
An [welke] Tag kommt ihr denn an?
Slide 32 - Open vraag
6/8 Vul in. Let op de naamval.
Sie legen deinen Schlüssel auf d... Tisch (m).
Slide 33 - Open vraag
7/8 Vul in. Let op de naamval.
Unsere Wohnung liegt [in een wijk] außerhalb des Zentrums.
Slide 34 - Open vraag
8/8 Übersetze:
een week geleden
A
eine Woche geleden
B
vor einer Woche
C
nach einer Woche
Slide 35 - Quizvraag
1/3 Schreibe ganze Sätze:
Er – sich setzen – neben – der Hund.
Slide 36 - Open vraag
2/3 Schreibe ganze Sätze:
Die Autos – fahren – unter – die Stadt.
Slide 37 - Open vraag
3/3 Schreibe ganze Sätze:
Die Katzen – sich verstecken – hinter – der Baum
Slide 38 - Open vraag
Verben mit Fall
werkwoorden die een andere naamval bij zich dragen als in het Nederlands , dus afwijkend zijn ( zie grammaticakaart)
Voorbeeld:
Fragen: Ich frage
ihn
den Weg.
Helfen: Sie hilft
mir.
Slide 39 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
proeftoets K1/K2 Grammatik
September 2023
- Les met
45 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Oefenen met naamvallen en voorzetsels
September 2024
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Oefenen met naamvallen en voorzetsels
Maart 2024
- Les met
33 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Oefenen met naamvallen en voorzetsels
September 2024
- Les met
22 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
- 3H - Keuzevoorzetsels
Maart 2022
- Les met
31 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
36.Stunde 3HV 23/24
Mei 2024
- Les met
43 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
H Grammatik 2
Mei 2024
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3,4
Wk 2. 4A Wechselpräpositionen wiederholen
December 2022
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4