Hoever ben je al H0-H7

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Basiskennis scheikunde

Slide 2 - Tekstslide

Elke scheidingsmethode berust op een verschil in stofeigenschap. 
Sleep de eigenschappen naar je juiste scheidingsmethode.
Filtreren
Extraheren
Destilleren
Bezinken en afgieten
Deeltjesgrootte
Dichtheid
Kookpunt
Oplossingsvermogen

Slide 3 - Sleepvraag

Het atoom model

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de begrippen naar de juiste plek in het periodiek systeem.
Alkalimetalen
Metalen
Edelgassen
Halogenen

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een atoom?
A
Een molecuul
B
Een bouwsteen van een molecuul
C
Onderdeel van een ion
D
Een stof

Slide 6 - Quizvraag

Beantwoord de volgende vragen over atoomsoort "Natrium"
Symbool is 
Atoomnummer is
Aantal protonen en elektronen is
Aantal neutronen is 
Het massagetal is
 
Na
11
23
11
12

Slide 7 - Sleepvraag

Een covalente binding ...
A
kan alleen gevormd worden tussen edelgassen
B
wordt gevormd door een gemeenschappelijk elektronenpaar
C
wordt bepaald door het aantal elektronen in de K-schil
D
kan alleen bij atomen die lijken op edelgassen

Slide 8 - Quizvraag

Koolstofchemie

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de correcte naamgeving?
A
4-methylhex-4-een-2-ol
B
3-methylhex-2-een-5-ol
C
1,2-dimethylpent-2-een-4-ol
D
4,5-dimethylpent-4-een-2-ol

Slide 10 - Quizvraag


Kraken: C20H42 ➞ C12H26 + 2 .......   

Wat moet er op de stippellijntjes?
A
C8H18
B
C3H7
C
C8H16
D
C4H8

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Hoe lager de stof eruit komt, hoe lager het kookpunt.
B
Hoe hoger de de stof eruit komt, hoe hoger het kookpunt.
C
Hoe hoger de stof eruit komt, hoe hoger het kooktraject.
D
Hoe hoger de de stof eruit komt, hoe lager het kooktraject.

Slide 12 - Quizvraag

zouten

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een zout?
A
Een verbinding van een metaal en een nietmetaal
B
een verbinding van twee metalen
C
een verbinding van twee nietmetalen

Slide 14 - Quizvraag

Sleep de goed oplosbare zouten naar de linkerkant en de slecht oplosbare zouten naar de rechterkant. Als het niet bij "goed" of "slecht" oplosbare zouten hoort, dan laat je het staan. Maak e.v.t. gebruik van Binas.
goed                                                                             slecht
natriumhydroxide
ammoniak
K2SO3
ijzer(II)chloride
natrium
chloor
HNO3
CaCO3
nitraat
H2O2
PbS
CH3COOH

Slide 15 - Sleepvraag

Chemisch rekenen

Slide 16 - Tekstslide


De molaire massa van Fe2O3 is 159,69 g/mol.

Hoeveel weegt 3,53 mol ijzeroxide?
A
45,2 g
B
106 g
C
226 g
D
564 g

Slide 17 - Quizvraag

Je lost 1,42 mol glucose op in 3,50 liter water. Bereken de molaiteit van de oplossing.
A
0,4 M
B
2,5 M
C
0,406 M
D
2,46 M

Slide 18 - Quizvraag

oplossen en mengen

Slide 19 - Tekstslide

Polaire binding
Apolaire binding
OH binding
CO binding
CH binding
NH binding
HH binding

Slide 20 - Sleepvraag

Plaats de twee waterstofbrug-gen op de goede plekken
-----
----

Slide 21 - Sleepvraag


Wat zie je ontstaan als je  water en olie probeert te mengen zonder emulgator?
A
Emulsielaag
B
Micel
C
Tweelagensysteem
D
Oplossing

Slide 22 - Quizvraag

zuren en basen

Slide 23 - Tekstslide

Herken de stof!
Sleep de zuren naar de linkerkant en de basen naar de rechterkant. Niet alles is zuur of base. Maak evt. gebruik van Binas.
zuur                                                                                base
natriumhydroxide
ijzer(II)chloride
Na2S2O3
ammoniak
natrium
MnO4-
HNO3
kalksteen
ethanoaation
H2O2
CO2+H2O
H2C2O4

Slide 24 - Sleepvraag

de pH...
A
is hoog in een zure oplossing
B
is hoog in een basische oplossing
C
is <7 in een zure oplossing
D
is >7 bij een zure oplossing

Slide 25 - Quizvraag

Bij het meten van de pH kleurt het universele pH papier rood.
Welke pH heeft de stof ongeveer?
A
1
B
5
C
7
D
11

Slide 26 - Quizvraag

Onderzoeken

Slide 27 - Tekstslide

Grenswaarde (TGG)
ADI-waarde
LD50-waarde
de maximaal toegestane concentratie van een (gevaarlijke) stof in een ruimte waarin iemand zich bevindt.
de hoeveelheid van een stof die dagelijks kan worden ingenomen zonder gezondheids-risico's.
de hoeveelheid van een stof die bij 50% van een populatie tot de dood leidt.

Slide 28 - Sleepvraag

Bij (papier)chromatografie hebben stippen hoog op het chromatografiepapier :
een ... (1) aanhechtingsvermogen aan papier en een ... (2) oplosbaarheid in de loopvloeistof
A
(1) klein (2) grote
B
(1) klein (2) kleine
C
(1) groot (2) grote
D
(1) groot (2) kleine

Slide 29 - Quizvraag

Hoe heet het papier en hoe heet 
het water bij chromatografie?
extractiemiddel
adsorptiemiddel
stationaire fase
mobiele fase

Slide 30 - Sleepvraag

Hoe zeker voel jij je al over scheikunde?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Wat heb jij nu nodig om de stof nog beter te begrijpen en kunnen gebruiken?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide