8.2.2 Regelmaat in een tabel

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Welkom

Dit leg ik op tafel:

Laptop --> dicht

Etui       --> pen/potlood en rekenmachine. 

Map      --> open

Gelukt = stil zijn en wachten :) 

Vorige les

Planning

Uitleg 5 min

Werken 30 min --> opgesplitst in delen

Les afronden 5 min

Leerdoel trede 8

week 3

Je maakt een tabel bij een eenvoudige (woord)formule. Je bepaalt de regelmaat in een tabel en benoemt de stapgrootte.

 

Wat gaan wij leren vandaag?

1. Je geeft aan of een tabel een gelijkmatige toename of afname heeft.
2. Je bepaalt de regelmaat in een tabel.

y=ax+b

De hoogte van Maartje’s kleedgeld wordt iedere maand op de volgende manier bepaald: ze krijgt

sowieso €75,-, maar voor elke voldoende die ze haalt op school krijgt ze er €1,50 bij. 

Regelmaat 

Regelmaat

Regelmaat

Regelmaat stel je vast door de getallen in een rij met elkaar te vergelijken. Een tabel is regelmatig als beide rijen regelmatig zijn.

Heeft de tabel een regelmaat?

1. Ja
2. Nee

Dit is een tabel met
regelmaat. Wat is de
regelmaat?

1. 2
2. per uur gaat er 2 cm af
3. 2 uren per centimeter
4. geen regelmaat

Als deze tabel regelmaat
heeft wat is de regelmaat
dan?

1. de tabel heeft geen regelmaat
2. elk uur gaat er 3 cm af.

Dit is een tabel met
regelmaat.
Wat is de regelmaat?

1. 200
2. 200 dagen 1 km
3. per dag komt er 200 km bij
4. geen regelmaat

We gaan aan de slag!

Doelen deze week:

Les 1: 8.2. Diagnostische oefeningen

Les 2: 8.2.2 Regelmaat in een tabel

Les 3: 8.3.1 Van formule naar grafiek

Wat hebben wij geleerd?

1. Je geeft aan of een tabel een gelijkmatige toename of afname heeft.
   
2. Je bepaalt de regelmaat in een tabel.

Kan ik het nu?

Lars maakt elke zaterdag zijn wiskunde huiswerk. Het duurt altijd 10 minuten om zijn spullen klaar te leggen, en hij doet 5 minuten over één wiskunde som. 

1. Noteer de formule in de standaardvorm. y = ax+b

 2. Hoe lang is hij bezig met 3 sommen?

 3. En met 9? en met 12?  

Noteer de formule in de standaardvorm. y = ax+b

 h = 5a+10

h = tijd huiswerk / a = aantal sommen 

Hoe lang is hij bezig met 3 sommen?

5∙3+10= 25 minuten

En met 9? en met 12?

5∙9+10= 55 minuten / 5∙12+10= 70 minuten