Aan het einde van de les kun je zinnen ontleden door persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling te benoemen.
In de juiste volgorde.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je zinnen ontleden door persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling te benoemen.
In de juiste volgorde.
Slide 1 - Tekstslide
Volgorde benoemen:
1. persoonsvorm
2.onderwerp (mag ook op 3)
3. gezegde (mag ook op 2)
4.lijdend voorwerp,
5.meewerkend voorwerp
6.bijwoordelijke bepaling
Slide 2 - Tekstslide
Ontleden van zinnen
Als je strepen zet tussen de zinsdelen, dan weet je al uit hoeveel delen de zin bestaat.
Daarna ga je de delen benoemen.
Je moet alle zinsdelen (woorden) benoemen, er kan niks overblijven
Slide 3 - Tekstslide
Ontleden van zinnen
In mijn vrolijke e-mail / nodigde / ik /mijn vrienden en vriendinnen/ uit.
4 of 5 zinsdelen?
Slide 4 - Tekstslide
Stap 1: Zoek de persoonsvorm
Zoek het werkwoord in de zin dat de handeling/doen of de toestand aangeeft.
Tips: - is altijd een werkwoord
- kun je vinden door tijdproef/getalproef - werkwoord verandert van vorm/klank.
Staat meestal vooraan in de zin, naast het onderwerp.
Slide 5 - Tekstslide
In mijn vrolijke e-mail nodigde ik mijn vrienden en vriendinnen uit.
Wat is de persoonsvorm?
Slide 6 - Open vraag
Stap 2/3: Zoek het gezegde
Zoek alle werkwoorden in de zin.
Tips: - inclusief werkwoorden met: - aan het - te & splitsbare werkwoorden (bijv: uitrusten)
persoonsvorm is altijd onderdeel van het gezegde.
Slide 7 - Tekstslide
In mijn vrolijke e-mail nodigde ik mijn vrienden en vriendinnen uit.
Wat is het gezegde?
Slide 8 - Open vraag
Stap 2/3: Zoek het onderwerp
Stel de vraag: wie of wat + gezegde?
Tips: - onderwerp & persoonsvorm staan meestal naast elkaar.
- onderwerp begint nooit met een voorzetsel (in, op, naast, met, over, enz.)
Slide 9 - Tekstslide
In mijn vrolijke e-mail nodigde ik mijn vrienden en vriendinnen uit.
Wat is het onderwerp?
Slide 10 - Open vraag
Stap 3: Zoek het gezegde
Zoek alle werkwoorden in de zin.
Tip:persoonsvorm is altijd onderdeel van het gezegde.
Slide 11 - Tekstslide
Stap 4: Zoek het lijdend voorwerp
Stel de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp?
Tip: - het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel ( (in, op, naast, met, over, enz.)
Slide 12 - Tekstslide
In mijn vrolijke e-mail nodigde ik mijn vrienden en vriendinnen uit.
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 13 - Open vraag
Stap 5: Zoek het meewerkend voorwerp
Stel de vraag: aan/voor wie of wat + gezegde + onderwerp?
Tip: je kunt aan/voor, voor het meewerkend voorwerp zetten, maar ook weglaten.
Slide 14 - Tekstslide
In mijn vrolijke e-mail nodigde ik al mijn vrienden en vriendinnen uit voor mijn verjaardag.
Wat is het meewerkend voorwerp?
Slide 15 - Open vraag
Stap 6: Zoek de bijwoordelijke bepaling
Vraag aan de overgebleven zinsdelen: waar? wanneer? hoe? waarmee? et cetera.
Tip: alle overgebleven vragen behalve - Wie of Wat vragen.
- begint meestal wel met een voorzetsel
- geeft tijd, plaats, hoedanigheid ( hoe?) aan.
Slide 16 - Tekstslide
In mijn vrolijke e-mail nodigde ik al mijn vrienden en vriendinnen uit voor mijn verjaardag.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Slide 17 - Open vraag
Samenvatting
Nu weet je hoe je zinnen kunt ontleden door de persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling te benoemen.