Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord plus hh

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord (personal pronoun)
Bezittelijk voornaamwoord (possessive pronoun)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Redekundig ontleden
Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord (personal pronoun)
Bezittelijk voornaamwoord (possessive pronoun)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Grammatica woordsoorten


- Je weet wat een persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord is.

- Je kunt het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord in een zin benoemen:

(- You know what a personal and possessive pronoun is.
- You can identity the personal and possessive pronouns in a sentence:)
 
     

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Slide 9 - Link

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Eva heeft maar liefst dertig vlechtjes in haar(1) haar(2).

haar(1) is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 14 - Quizvraag

Zijn deze oorbellen van 'haar'?

'haar' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 15 - Quizvraag

Komen 'jullie' ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 16 - Quizvraag

'Jullie' paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 17 - Quizvraag

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor 'mij' gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 18 - Quizvraag

Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).

De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.
A
ons(1)= persoonlijk vnw. ons(2)= bezittelijk vnw.
B
ons(1)= bezittelijk vnw. ons(2)=persoonlijk vnw.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'

Dat was 'jullie' beslissing.
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 24 - Quizvraag

Benoem in de volgende zin de woordsoort van 'jullie.'

Dat huis is toch van 'jullie'?
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 25 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om over persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden te leren?
(Why is it important to learn about personal and possessive pronouns?)

Slide 26 - Open vraag

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord erin. Let op je zinsopbouw, grammatica en spelling.

Slide 27 - Open vraag

Maak een zin met een bezittelijk voornaamwoord erin. Let op je zinsopbouw, grammatica en spelling.

Slide 28 - Open vraag