V1 Grammatica 21 zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Welkom V1T
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom V1T

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Dagopening
  2. 10 minuten lezen
  3. Onderwerp herhalen
  4. Grammatica 21: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica 20 onderwerp

Vandaag gaan we het zinsdeel onderwerp opfrissen/herhalen. 

Doel: Je leert hoe je het onderwerp herkent in een zin.

Slide 4 - Tekstslide

Zindelen vinden

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uitkomen.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door de vraag 'Wie of wat + gezegde?' te stellen
C
Door de vraag 'Wie of wat + onderwerp + gezegde?’ te stellen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het gezegde in een zin?
A
alle werkwoorden (zonder persoonsvorm)
B
de persoonsvorm
C
de zelfstandig naamwoorden
D
alle werkwoorden (met persoonsvorm)

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

De aarde warmt op als gevolg van menselijk handelen.
A
als gevolg
B
warmt
C
menselijk handelen
D
de aarde

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Een groot deel van de vluchtelingen maakt weinig kans op asiel.
A
een groot deel
B
vluchtelingen
C
een groot deel van de vluchtelingen
D
van de vluchtelingen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Op maandag zijn alle musea gesloten.
A
maandag
B
zijn
C
alle musea
D
musea

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Het regent al dagen pijpenstelen.
A
Het
B
regent
C
al dagen
D
pijpenstelen

Slide 12 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Inleveren vóór 12 uur.
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 13 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Nu ook vissticks in familiepak.
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 14 - Quizvraag

Wat ontbreekt: de persoonsvorm, het onderwerp of allebei?
Pas op, glad oppervlak.
A
de persoonsvorm
B
het onderwerp
C
allebei

Slide 15 - Quizvraag

Grammatica 21: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

Doel: Je weet wat een zelfstandig werkwoord en wat een hulpwerkwoord is en je kunt deze soorten werkwoorden herkennen. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een hulpwerkwoord?
A
Een hulpwerkwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
B
Een hulpwerkwoord staat achteraan in een zin.
C
Een hulpwerkwoord bestaat niet.
D
Een hulpwerkwoord 'helpt' het zelfstandige werkwoord in een zin.

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitspraak is niet waar?
1. Er staat altijd een hulpwerkwoord in de zin.
2. Hulpwerkwoorden helpen de zin een bepaalde tijd (tt/vt) te zetten.
3. Hulpwerkwoorden helpen de zin in een bepaalde vorm (bedrijvend/lijdend) te zetten.
4. Hulpwerkwoorden komen niet zelfstandig voor.
A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
uitspraak 3
D
uitspraak 4

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig werkwoord?
A
Een werkwoord dat de actie aangeeft in de zin.
B
Een werkwoord dat een ander werkwoord helpt.
C
Het voltooid deelwoord in de zin.
D
Het laatste werkwoord in de zin.

Slide 19 - Quizvraag


Welke uitspraak is niet waar?
1. Een zelfstandig werkwoord zegt wat het onderwerp doet.
2. Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan.
3. Er kunnen meerdere zelfstandig werkwoorden in de zin staan.
4. Als er één werkwoord in de zin staat, is dat altijd een zelfstandig werkwoord.




A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
uitspraak 3
D
uitspraak 4

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb gegeten
heb = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Charles kan goed gamen.
kan = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Ik heb altijd al willen vliegen.
vliegen = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Ik fiets naar huis.
fiets = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 24 - Quizvraag

Ik ben naar de kapper geweest.
ben = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 25 - Quizvraag

Vandaag heb ik Nederlands.
heb = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 26 - Quizvraag

        Jij zal harder moeten werken.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
zal
moeten
werken

Slide 27 - Sleepvraag

        Ik heb deze week al twee keer pizza gegeten.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
heb
gegeten

Slide 28 - Sleepvraag

        Ik mag morgen gaan winkelen.
HULPWERKWOORD
ZELFSTANDIG WERKWOORD
mag
gaan
winkelen

Slide 29 - Sleepvraag

Hoe gingen de vragen over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?
A
Ik had een paar / veel fouten.
B
Ik had nauwelijks / geen fouten.

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht maken
  • Ik had een paar / veel fouten --> maak opdracht 1 op pagina 87. 
  • Ik had nauwelijks / geen fouten --> maak opdracht 2 op pagina 87.
  • Jullie krijgen voor deze opdracht(en) 10 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.



Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 1
a eten = zww
b staat ... klaar = zww
c hebben = hww, verbeterd = zww
d heeft = hww, geplaatst = zww
e konden = hww, ontgrendelen = zww
f wil = hww, maken = zww
g hebben = hww, moeten = hww, ontvluchten = zww
h heeft = hww, gedraaid = zww
i laat = hww, livestreamen = zww
Opdracht 2
c Cookies op websites verbeterden de afgelopen jaren het gebruiksgemak.
d Door de nederlaag tegen Rusland plaatste het Nederlandse curlingteam zich definitief niet voor de Olympische Spelen.
e Door een veiligheidslek ontgrendelden hackers duizenden telefoons.
f De actrice maakt zich sterk voor vrouwenrechten in Hollywood.
g In Californië ontvluchtten 200.000 mensen hun huis voor natuurbranden.
h Radiostation 3FM draaide donderdag een dag lang alleen maar liedjes van vrouwelijke artiesten.


Slide 32 - Tekstslide

De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.
zou = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 33 - Quizvraag

De fietsenmaker zou mijn fiets kunnen maken.
kunnen = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 34 - Quizvraag

Ik ga op vakantie.
ga = ?
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 35 - Quizvraag

Ik geef hem een cadeautje.
geef = ?

A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 36 - Quizvraag

Je eigen huiswerk kiezen.

(De vragen zijn te vinden via het linkje op SOM bij volgende week maandag.)

A
geen huiswerk, ik heb alles begrepen en beheers de soorten werkwoorden goed
B
vraag 1, 2 en 3 (online), ik begrijp het, maar wil nog even de puntjes op de i zetten
C
vraag 1 t/m 6 (online), ik vind de soorten werkwoorden nog lastig en er is nog wat werk aan de winkel

Slide 37 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 19 december
  • Huiswerk: eigen gekozen online huiswerkvragen + leren theorie p. 86 en 88
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift, pen en plenda
  • Programma: grammatica 22

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link