Lastige literaire begrippen

Lastige literaire begrippen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Lastige literaire begrippen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is Narratologie?
Definitie: Narratologie is de wetenschap die zich richt op de studie van verhalen en vertelling. Het bestudeert hoe verhalen zijn opgebouwd en gepresenteerd.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebeurtenissen
  •  plot: gebeurtenissen die zich afspelen rondom één personage (kunnen er dus ook meerdere zijn) 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven: plot
Elk verhaal heeft een plot. Een plot wordt ook wel een intrige genoemd. Een plot geeft de verwikkelingen in een verhaal weer, met motieven en conflicten die daarmee gepaard gaan. 
Een plot is dus belangrijk voor een verhaal, zonder plot krijgt een verhaal geen ontwikkeling.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De plot

De plot is een verhaallijn.

Een simpele weergave van de plot is: karakter + doel + conflict = plot. 

Je karakter (bijvoorbeeld Simba) wil koning worden (doel), maar in de weg staat zijn oom Scar (conflict) en dat is je plot.

Slide 5 - Tekstslide

https://luciavandenbrink.nl/een-boek-schrijven-de-plot/
De leeuwenkoning
Een jonge leeuw, Simba, vlucht na de dood van zijn vader, Mufasa, veroorzaakt door zijn jaloerse oom Scar, maar keert uiteindelijk terug om zijn rechtmatige plaats als koning te hernemen en het koninkrijk te herstellen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Harry Potter
 Harry Potter ontdekt op zijn elfde verjaardag dat hij een tovenaar is, gaat naar Hogwarts School of Witchcraft and Wizardry, en komt erachter dat hij de sleutel is tot het verslaan van de kwaadaardige tovenaar Voldemort. Hij beleeft avonturen, maakt vrienden en moet verschillende uitdagingen overwinnen om de wereld te redden.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assepoester
Assepoester, een jonge vrouw die wordt mishandeld door haar stiefmoeder en stiefzusters, krijgt met behulp van haar goede fee de kans om naar een bal te gaan, waar ze de prins ontmoet, maar na middernacht moet vluchten en haar glazen muiltje verliest, wat de prins uiteindelijk helpt om haar te vinden en een leven vol geluk te geven.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor
Wanneer je iets zegt dat je niet letterlijk maar figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Vergelijking: twee dingen naast elkaar (object-beeld)
Metafoor: het object wordt vervangen door het beeld.
Bijvoorbeeld: Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks. 
Hij vliegt door die spannende boeken.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor - voorbeeld
De koperen bal verdween achter de horizon 
Je weet wat er bedoeld wordt, maar je zegt het met andere woorden.    
                      
Beeld De koperen bal
Object = de zon
                      

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor - voorbeeld
Die knuppel snapt er ook niets van.
Je weet wat er bedoeld wordt, maar je zegt het met andere woorden.    
                      
Beeld Knuppel
Object = Domme jongen                      

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ab ovo of in medias res
Ab ovo: vanag het ei. Dus vanaf het begin. Het vertelt het verhaal vanaf het begin en het eindigt bij het einde. 

In medias res: je begint in het midden van het verhaal. Er is eigenlijk al veel gebeurd, je valt er middenin. 
Door het lezen leer je wat er is gebeurd. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ab ovo of in medias res?
"De sirenes loeiden en rook vulde de straten toen Maria de brandtrap afstormde. Terwijl ze haar zoon dichter tegen zich aan drukte, kon ze alleen maar hopen dat ze op tijd de veilige zone zou bereiken. De chaos om hen heen was overweldigend, maar Maria’s focus lag op het vinden van een uitweg uit de verwoestende brand die hun huis had verwoest."

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ab ovo of in medias res?



"Maria en haar gezin waren op een rustige avond thuis aan het eten. De tafel was mooi gedekt en het geluid van hun gelach vulde de kamer. Ze hadden net een gezellige maaltijd afgerond en zaten te ontspannen, toen Maria een vreemde geur opmerkte. Het leek een beetje naar brand te ruiken. Ze keek naar haar man, die ook de geur begon te ruiken. Voor ze het wisten, zagen ze rook uit de muur komen en hoorden ze een zacht geknetter. Paniek ontstond snel toen ze realiseerden dat er een brand was ontstaan door een elektrische kortsluiting in de bedrading. Maria greep haar zoon en samen met haar man probeerden ze snel het huis te verlaten. De brand verspreidde zich snel en de chaos rondom hen nam toe terwijl ze hun best deden om naar de brandtrap te rennen, hopend op een veilige ontsnapping."

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personages
- Expliciete karakterisering: verteller geeft direct informatie         over het karakter (telling). 'Zij was intelligent en zette altijd door.'

- Impliciete karakterisering: ontdekt de lezer zelf het karakter    van het personage (showing). Tijdens het verhaal maakte ondanks vele tegenslagen haar studie af.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertellend en belevend ik
  • belevend-ik vertelt over gebeurtenissen in het verhaalheden. 
  • vertellend-ik vertelt over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het verleden. Hij kan terugkijken en er commentaar op leveren.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De auctoriale verteller
De auctoriale verteller is alwetend; dit houdt in dat hij alles hoort en ziet, weet wat alle personages denken en weet wat er gebeurd is en nog zal gebeuren. 

De auctoriale verteller kan als enige de lezer direct aanspreken en commentaar geven op de gebeurtenissen. 

De auctoriale verteller is geen personage in het boek. Hij neemt niet deel aan de handeling

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleutelscène

= belangrijkste scéne waardoor alles verandert



Bijv. iemand gaat dood. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motieven...
...zijn steeds terugkerende elementen in een verhaal.

We onderscheiden nu het:
- verhaalmotief 
- leidmotief


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhaalmotief
Het gaat hierbij over abstracte (ongrijpbare) begrippen als onmacht, liefde, toeval, eenzaamheid, oorlog.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leidmotief
Het gaat hier over terugkerende tastbare zaken. Deze hebben een symbolische betekenis.
Een dobbelsteen (toeval) kan bijvoorbeeld een leidmotief zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies