Ook de bodemgesteldheid vormen meerder abiotische factoren: bodemsoort, hoeveelheid voedingsstoffen en zuurgraad (pH).
De bodemsoort, zoals klei en zand, bepalen hoe makkelijk planten er kunnen groeien, doordat klei lastig is voor planten om wortels in te groeien maar wel meer water en voedingsstoffen vasthoudt dan zand. De bodem is meestal een mengsel van meerdere bodemsoorten.
Reducenten (bacteriën en schimmels) eten dood materiaal en maken hier anorganische stoffen (voedingsstoffen) van. Zij bevinden zich in humus (een mengsel van anorganisch en dood organisch materiaal zoals dode blaadjes en takjes in het bos). Er zijn ook planten die zijn aangepast op leven op een voedselarme bodem.