7.1.1 Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
7.1.2 Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen.
7.1.3 Je kunt de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen beschrijven.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
H7.1 Organismen
7.1.1 Je kunt beschrijven wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
7.1.2 Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen.
7.1.3 Je kunt de invloed van de belangrijkste abiotische factoren op organismen beschrijven.
Slide 1 - Tekstslide
Organisatinivea
H1: cel, weefsel en orgaan
H2: cel, orgaan en organisme
H7:
populatie
levensgemeenschap
ecosysteem
Slide 2 - Tekstslide
Ecologie
De studie van interacties tussen organismen en hun omgeving.
Populatie: alle organismen van een soort, in een gebied.
Levensgemeenschap: alle populaties in een gebied.
Ecosysteem:
Slide 3 - Tekstslide
Factoren
Abiotisch: invloeden vanuit de niet levende omgeving:
Biotisch: invloeden vanuit de levende omgeving
Biotoop: geheel van abiotische factoren in een gebied.
Ecosysteem: geheel van levensgemeenschap en biotoop.
Slide 4 - Tekstslide
Ecosysteem
Het geheel van biotische en abiotische factoren
Slide 5 - Tekstslide
Bodem
Mengsel van bodemdeeltjes met variërende grootte; beïnvloedt soortensamenstelling in ecosystemen.
Bodemtypen:
Zandbodem: Grote bodemdeeltjes, open structuur. Laat water makkelijk door. Veel lucht en zuurstof; gunstig voor wortels.
Kleibodem: Kleine bodemdeeltjes, dichte structuur. Houdt water en voedingszouten beter vast. Bevat minder zuurstof; moeilijk doordringbaar voor wortels.
Humus: Mengsel van organische/anorganische stoffen en micro-organismen. Vormt anorganische stoffen
Zand: verhoogt waterretentie.
Klei: vergemakkelijkt wortelgroei. Voorkomt uitspoeling van voedingsstoffen. Bodemkenmerken met invloed op ecosystemen: