1TH Kern Les 20: Persoonsvorm

Welkom 1A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1A!
Doe je telefoon in de telefoontas.
Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Voorlezen: Offerkind
- Planning bekijken
- Doelen doornemen
- Uitleg Les 20: Persoonsvorm
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Voorlezen: Offerkind

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Zorg dat je bij blijft
en dat je op tijd hulp vraagt!

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
Heb je de opdrachten van Les 47 Voorzetsel gemaakt?
Heb je ze ook nagekeken en verbeterd?
Waarom wel/niet?
Welke vragen heb je nog?

Slide 5 - Tekstslide

Doelen
- Ik weet op welke manieren ik een persoonsvorm kan vinden.
- Ik kan een persoonsvorm in een zin aanwijzen.
- Ik kan zinnen met een persoonsvorm maken.

Slide 6 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
Elke goede Nederlandse zin bevat een persoonsvorm (pv). De persoonsvorm hoort bij het onderwerp. De persoonsvorm geeft aan wat het onderwerp doet of overkomt.

Janneke fietst naar school.
Mijn moeder bakte een heerlijke notentaart.
De jongens kwamen precies op tijd in de les.

Slide 7 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
Aan de persoonsvorm zie je of de zin in de tegenwoordige of de verleden tijd staat.

tegenwoordige tijd:              Robin schrijft een prachtig verhaal.
verleden tijd:                            Robin schreef een prachtig verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm dat ook zijn.

enkelvoud:          De jongen juichte na de gewonnen wedstrijd.
meervoud:          De jongens juichten na de gewonnen wedstrijd.

Slide 9 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden:
1. Verander de zin van tijd
     Het meisje koopt koekjes.    >   Het meisje kocht koekjes.
2. Verander de zin van getal (ev naar mv en andersom)
     Het meisje koopt koekjes.    >   De meisjes kopen koekjes.
3. Maak een ja/nee-vraagzin
     Het meisjes koopt koekjes.  >   Koopt het meisje koekjes?

Slide 10 - Tekstslide

Oefening
Noteer op de volgende pagina's wat de persoonsvorm van de zinnen is.

Pas één van de volgende strategieën toe:
- Verander de zin van tijd.
- Verander de zin van getal.
- Maak een ja/nee-vraag.

Slide 11 - Tekstslide

Linda en Tess gaan met de trein naar Utrecht.

Slide 12 - Open vraag

Afgelopen weekend heb ik heerlijk geschaatst.

Slide 13 - Open vraag

Maurice luistert naar muziek via Spotify.

Slide 14 - Open vraag

De agenten gaven een bekeuring voor fietsen zonder licht.

Slide 15 - Open vraag

Wie is er door het ijs gezakt?

Slide 16 - Open vraag

Les 20: Persoonsvorm (pv)
eerste persoon enkelvoud         ik-vorm               ik maak
tweede persoon enkelvoud       ik-vorm+t           je/jij maakt
derde persoon enkelvoud          ik-vorm+t           hij/zij/het maakt

eerste persoon meervoud         infinitief              wij maken
tweede persoon meervoud      infinitief               jullie maken
derde persoon meervoud          infinitief              ze/zij maken

Slide 17 - Tekstslide

Oefening
Geef op de volgende dia's aan wat van toepassing is:
- eerste persoon enkelvoud                     ik
- tweede persoon enkelvoud                   jij/je
- derde persoon enkelvoud                      hij/zij/het
- eerste persoon meervoud                     wij
- tweede persoon meervoud                   jullie
- derde persoon meervoud                      zij/ze

Slide 18 - Tekstslide

Ik heb veel zin in de kerstvakantie.
A
eerste persoon enkelvoud
B
tweede persoon enkelvoud
C
derde persoon enkelvoud
D
meervoud

Slide 19 - Quizvraag

Lucia leest iedere week met veel plezier de Donald Duck.
A
eerste persoon enkelvoud
B
tweede persoon enkelvoud
C
derde persoon enkelvoud
D
meervoud

Slide 20 - Quizvraag

Hebben jullie dat ongeluk zien gebeuren?
A
eerste persoon enkelvoud
B
tweede persoon enkelvoud
C
derde persoon enkelvoud
D
meervoud

Slide 21 - Quizvraag

De deksel van de jampot zit muurvast.
A
eerste persoon enkelvoud
B
tweede persoon enkelvoud
C
derde persoon enkelvoud
D
meervoud

Slide 22 - Quizvraag

Wij gaan volgende week naar het zwembad.
A
eerste persoon meervoud
B
tweede persoon meervoud
C
derde persoon meervoud
D
enkelvoud

Slide 23 - Quizvraag

Veel leerlingen nemen producten mee voor de Voedselbank.
A
eerste persoon meervoud
B
tweede persoon meervoud
C
derde persoon meervoud
D
enkelvoud

Slide 24 - Quizvraag

Gisteren hebben jullie een fantastische partij gespeeld.
A
eerste persoon meervoud
B
tweede persoon meervoud
C
derde persoon meervoud
D
enkelvoud

Slide 25 - Quizvraag

- Ik weet op welke manieren ik een persoonsvorm kan vinden.
- Ik kan een persoonsvorm in een zin aanwijzen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Aan de slag!
MNV Les 20: Persoonsvorm (pv) opdracht 2 t/m 6, blz. 44-45

Heb je vragen? Stel ze!

Antwoordboeken liggen in de kast en staan in Teams.

Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 27 november.


Slide 27 - Tekstslide