1TH Kern Les 20: Persoonsvorm

Welkom 1C!
Fijn dat je er weer bent!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom 1C!
Fijn dat je er weer bent!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les...
- Doelen doornemen
- Lezen & voorlezen
- Uitleg Les 20: persoonsvorm
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
- Ik weet wat voor boeken ik (niet) leuk vind om te lezen.
- Ik weet waar ik een boek kan lenen.
- Ik weet op welke manieren ik een persoonsvorm kan vinden.
- Ik kan een persoonsvorm in een zin aanwijzen.
- Ik kan zinnen met een persoonsvorm maken.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
- Binnenkort start elke les met 15 minuten
   stil lezen.
- Kies zelf je boek. Hulp vragen mag!
- Leen bij mediacentrum, bibliotheek of 
   meenemen van huis.
- Boekfragmenten voorlezen om 
   nieuwsgierig te maken.

Slide 4 - Tekstslide

Voorlezen
- Maren Stoffels: Ik moet dit doen
- Corien Oranje: Kampioen

Slide 5 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
Elke goede Nederlandse zin bevat een persoonsvorm (pv).
De pv hoort bij het onderwerp. 
De pv geeft aan wat het onderwerp doet of overkomt.

Janneke fietst naar school.
Mijn moeder bakte een heerlijke notentaart.
De jongens kwamen precies op tijd in de les.

Slide 6 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
Aan de persoonsvorm zie je of de zin in de tegenwoordige of de verleden tijd staat.

tegenwoordige tijd (nu):     Robin schrijft een prachtig verhaal.
verleden tijd (toen):              Robin schreef een prachtig verhaal.

Slide 7 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
Als het onderwerp enkelvoud is, moet de pv dat ook zijn.
Als het onderwerp meervoud is, moet de pv dat ook zijn.

enkelvoud:   De meisjes juichte na de gewonnen wedstrijd.
meervoud:   De meisjes juichten na de gewonnen wedstrijd.

Slide 8 - Tekstslide

Les 20: Persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden:
1. Verander de zin van tijd.
     Het kind koopt koekjes.    >   Het kind kocht koekjes.
2. Verander de zin van getal (ev naar mv en andersom).
     Het kind koopt koekjes.    >   De kinderen kopen koekjes.
3. Maak een ja/nee-vraagzin; de pv komt vooraan te staan.
     Het kind koopt koekjes.    >   Koopt het kind koekjes?

Slide 9 - Tekstslide

Oefening
Noteer op in je schrift wat de persoonsvorm van de zinnen is.

Pas één van de volgende strategieën toe:
- Verander de zin van tijd. (Deze manier heeft de voorkeur.)
- Verander de zin van getal. (Deze manier mag ook.)
- Maak een ja/nee-vraag. (Gebruik liever een andere manier.)

Slide 10 - Tekstslide

Linda en Tess gaan dinsdag met de trein naar Utrecht.

Slide 11 - Open vraag

Afgelopen weekend heb ik heerlijk geschaatst op het Reevediep.

Slide 12 - Open vraag

Maurice luistert het liefst naar muziek via Spotify.

Slide 13 - Open vraag

De agenten gaven gisteravond een bekeuring voor fietsen zonder licht.

Slide 14 - Open vraag

Wie is er door het ijs gezakt?

Slide 15 - Open vraag

Les 20: Persoonsvorm (pv)
eerste persoon enkelvoud         ik-vorm               ik maak
tweede persoon enkelvoud       ik-vorm+t           je/jij maakt
derde persoon enkelvoud          ik-vorm+t           hij/zij/het maakt

eerste persoon meervoud         infinitief              wij maken
tweede persoon meervoud      infinitief               jullie maken
derde persoon meervoud          infinitief              ze/zij maken

Slide 16 - Tekstslide

Doelen
- Ik weet wat voor boeken ik (niet) leuk vind om te lezen.
- Ik weet waar ik een boek kan lenen.
- Ik weet op welke manieren ik een persoonsvorm kan vinden.
- Ik kan een persoonsvorm in een zin aanwijzen.
- Ik kan zinnen met een persoonsvorm maken.

Slide 17 - Tekstslide

Ik heb de doelen behaald.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Huiswerk voor 
woensdag 15 januari, 6e uur


Maak Les 20: Persoonsvorm (pv): opdr. 2 t/m. 6, blz. 44-45

Noteer het in je agenda
en ga aan de slag!

Slide 19 - Tekstslide