De Industriële revolutie nog aanpassen

Industriële revolutie
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Industriële revolutie

Slide 1 - Woordweb

Engeland 1700

Slide 2 - Tekstslide

Engeland 1800

Slide 3 - Tekstslide

                                    

                     Veranderingen in de landbouw 

Slide 4 - Tekstslide

AGRARISCHE REVOLUTIE (Engeland 18e eeuw)

- nieuwe technieken (wisselbouw, nieuwe producten)
- nieuwe werktuigen (mechanisatie)

gevolg: grotere landbouwopbrengsten

grootgrondbezitters profiteren
kleine boeren/pachtboeren krijgen het moeilijk







Slide 5 - Tekstslide

Nieuwe werktuigen: zaaimachine van Jetro Tull

Slide 6 - Tekstslide

Demografische Revolutie
  • Gevolg van de grotere landbouwopbrengsten: de bevolking groeit.
  • 1750-1850  Engeland: van 6 naar 18 miljoen inwoners.                                                 
  • Meer kleding nodig => gunstig voor de textielindustrie. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Huisnijverheid
  • Door de bevolkingsgroei was er meer kleding nodig. Een kans voor de kleine  boeren om zo hun inkomsten aan te vullen. De werkzaamheden bestonden hoofdzakelijk uit weven en spinnen.  
  • Het thuis produceren van goederen noem je huisnijverheid.  Deze nam in de 18e eeuw sterk toe
  • De industriële revolutie maakte een einde aan deze groei

Slide 9 - Tekstslide

Wevers en spinners
  • Er waren van oudsher meer spinners nodig dan wevers        
  • Door de uitvinding van de schietspoel, ging het weven nog sneller. Dit zette nog meer druk achter vernieuwingen binnen het spinproces                                                                                                
  • Na zo'n 30 jaar volgde succes: de spinning jenny.                   
  • Zowel de schietspoel als de spinning jenny konden binnen de huisnijverheid worden toegepast.                                            

Slide 10 - Tekstslide


Schietspoel
1733



  • Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
  • De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
  • De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.



Slide 11 - Tekstslide

Spinning Jenny
1764


  • Als je sneller kunt weven, heb je ook meer draad nodig.
  • Met de Spinning Jenny van James Hargreaves kon je 8 en later 16 draden tegelijk spinnen
  • Schietspoel en spinning Jenny: voorbeeld van krtisch kijken naar verbeteringen




Slide 12 - Tekstslide

Schietspoel
Spinning Jenny

Slide 13 - Tekstslide

Van spierkracht naar waterkracht
  • De Spinning Jenny was een echte verbetering  maar toch ging de productie van stoffen nog steeds erg langzaam. Er werden steeds meer uitvindingen gedaan om de productie van textiel te vergroten.
  • Zo vond Richard Arkwright een weefgetouw uit dat je kon koppelen aan een waterrad: het waterframe (1767).
  • Het waterframe was groot èn omdat het stromend water nodig had, werd het geplaatst in gebouwen die daarvoor geschikt waren >  de eerste fabrieken. 
 

Slide 14 - Tekstslide

Waterkracht

Voor het waterframe was natuurlijk water nodig. Dit kon dus niet meer in de huisnijverheid.

Ondernemers bouwden grote gebouwen nabij water waarin ze deze machines zetten et voilá, het ontstaan van fabrieken

Nadeel?

Slide 15 - Tekstslide

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Om het Waterframe (waterrad) te laten draaien heb je stromend water nodig, anders draait het rad tenslotte niet. Vooral in de zomer is er niet altijd voldoende stromend water beschikbaar. 
  • Zodoende werkten uitvinders aan een andere oplossing. Deze oplossing  was stoomkracht.  Door de verbetering die James Watt in 1776 aan de stoommachine toevoegde kon stoomkracht voortaan worden ingezet bij het spinnen en later ook bij het weven. 

Slide 16 - Tekstslide

Van waterkracht naar stoomkracht
  • Als snel werden er steeds meer fabrieken met stoommachines gebouwd. 
  • De kennis van de stoommachine ook op vervoer toegepast: stoomboten, treinen. er vond dus een enorme versnelling plaats binnen het transport van grondstoffen én eindproducten
  • De fabrieken konden nu overal worden gebouwd. Dus niet meer perse aan een rivier of aan de zee of dicht bij de benodigde grondstof.  
  • Fabrieken werden steeds vaker in gebieden gebouwd waar genoeg arbeiders voor handen waren. 
  • Werkeloze landarbeiders trokken naar de fabrieken toe en werden fabrieksarbeiders.  
  • En de steden begonnen te groeien en te groeien...

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 20 - Open vraag