1.1 en 1.2 4VWO

Graag alle spullen die je nodig hebt op tafel.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Graag alle spullen die je nodig hebt op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 1.1
Je weet welke indicatoren je moet gebruiken om welvaart en welzijn te meten.
Je weet hoe je die indicatoren kunt gebruiken om landen met elkaar te vergelijken en om de wereld in te delen in groepen van landen.
Je begrijpt de beperkingen van kenmerken op nationaal niveau voor gebruik op een lager schaalniveau.
Je kunt onderscheid maken tussen patronen op mondiale, nationale en regionale schaal.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2
Je weet welke indicatoren je moet gebruiken om culturele kenmerken te meten.
Je weet hoe de bevolking op het mondiale schaalniveau globaal is verspreid.
Je weet dat cultuurelementen vanuit gebieden van oorsprong kunnen zijn verspreid (diffusie) door kolonialisme en door migratie.
Je begrijpt dat de patronen op de wereldkaart veranderen voor wat betreft bevolkingsspreiding en cultuurgebieden.
Je begrijpt dat de bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid mede bepaald worden door natuurlijke omstandigheden.
Je kunt mondiale ruimtelijke spreidingspatronen verklaren op het gebied van bevolking en cultuur verklaren.

Slide 3 - Tekstslide

Centrum - periferie

Slide 4 - Tekstslide

Waarom verschil arm en rijk?
  • Falende overheid (corruptie, vriendjespolitiek)
  • Koloniaal verleden - rijke landen heersten over de arme landen
  • Via constructies belastingen ontlopen - arme landen missen dan inkomsten
  • Bescherming eigen bedrijven/markt door rijke landen - arme landen verkopen dan niks - verdienen dus geen geld
  • Arme landen verkopen vooral grondstoffen = goedkoop
  • In arme landen vaak (gewapende) conflicten - legt een economie lam

Slide 5 - Tekstslide

Meten van welvaart
1. BBP per hoofd van de bevolking
BBP = de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten in een land in een jaar.

BBP per hoofd van de bevolking = BBP : aantal inwoners van het land.  

Slide 6 - Tekstslide

Meten van welvaart
2. Samenstelling beroepsbevolking
De verdeling van de mensen over de drie sectoren: primair (landbouw), secundair (industrie) en tertiair (diensten).

  • hoe rijker een land, des te groter de dienstensector en des te kleiner de landbouwsector is.
  • hoe armer een land, des te groter de landbouwsector en des te kleiner de dienstensector is. 

Slide 7 - Tekstslide

VN-ontwikkelingsindex
  • Ook wel (3.) Human Development index (HDi). 
  • Meet het welzijn op: inkomen, alfabetiseringsgraad (of analfabetisme), levensverwachting. 
  • Ook wordt vaak gekeken naar toegang tot schoon drinkwater, onderwijs en gezondheidszorg, de voedselsituatie en beschikbaarheid telefoon/computer.

HDi is beter dan BNP per hoofd - het is een samengestelde index, dus het kijkt naar meerdere aspecten i.p.v. alleen het BNP per hoofd. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het verband tussen welvaart en de verdeling van de beroepsbevolking?

Slide 9 - Tekstslide

Nadeel BBP als maatstaf 
  1. BBP wordt vaak uitgedrukt in dollars en koersen kunnen wisselen. 
  2. Informele sector wordt niet meegenomen;
  3. De koopkracht (hoeveel kun je van een dollar kopen?) verschilt per land;
  4. BBP is een gemiddelde: het zegt niet over de verschillen tussen mensen (sociale ongelijkheid);
  5. BBP laat ook geen regionale ongelijkheid zien; 
  6. BBP zegt niets over levensomstandigheden.
Informele sector
Deel van de beroepen die niet officieel staan geregistreerd. Mensen die hierin werken staan niet als werkende bekend, betalen geen belasting en dragen zo niet bij tot het Bruto Nationaal Product.
Regionale ongelijkheid
Onrechtmatige verschillen in welvaart tussen gebieden.

Slide 10 - Tekstslide

Regionale verschillen?
Wil je regionale verschillen beter zien, dan moet je 'inzoomen', dus veranderen van schaalniveau. Van mondiaal (wereld) naar continentaal, nationaal,regionaal of lokaal

Slide 11 - Tekstslide

Verband welvaart-beroepsbevolking?
Regel: hoe armer het land, hoe groter het aandeel van de primaire sector in de beroepsbevolking.

Slide 12 - Tekstslide

Controle van begrip
  1. Wat betekent BBP?
  2. Wat houdt het BBP in?
  3.  Welke nadelen kent het gebruik van het BBP om landen met elkaar te vergelijken?
  4. Welke dimensie is BBP?
  5. Wat is beter: bruto binnenlands product of
    bruto regionaal product?

Slide 13 - Tekstslide

Minder welvarend land
Welvarend land

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe is de verdeling van de beroepsbevolking in armere landen?
A
Meeste mensen werken in een fabriek
B
Meeste mensen werken in de agrarische sector
C
Meeste mensen werken in de diensten
D
Gelijk verdeeld tussen industrie, landbouw en diensten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is in Nederland de grootste sector in de beroepsbevolking?
A
Primair
B
Secundair
C
Tertiair

Slide 16 - Quizvraag

Getal van 0 tot 1. Hoe beter het welzijn, des te hoger het getal (1). Verband tussen welzijn en welvaart?

Slide 17 - Tekstslide

Controle van begrip
  1. Wat wordt bedoeld met welzijn?
  2. Hoe wordt welzijn gemeten?
  3. Uit welke indicatoren bestaat HDi/ VN-ontwikkelingsindex?
  4. Wat kun je beter gebruiken om landen te vergelijken: BNP of HDi ? 

Slide 18 - Tekstslide

Waar wonen mensen en waarom daar?

Slide 19 - Tekstslide

In welke gebieden is de bevolkingsdichtheid erg hoog?

Slide 20 - Open vraag

Wisselen van schaalniveau brengt inzicht in verschillen
Leg uit welke verschillen zichtbaar worden.

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit welke verschillen zichtbaar worden.

Slide 22 - Open vraag

In welke gebieden is de bevolkingsdichtheid hoog?

Slide 23 - Woordweb

Hoge bevolkingsdichtheid
1. Natuurlijke reden - geschikt klimaat, vruchtbare bodem, beschikbaarheid van water, niet te veel reliëf.
2. Ligging - centraal gelegen, gunstige ligging voor handel enz.
3. Koloniale verleden - hierdoor hoge concentraties in kustgebieden in voormalige koloniën

Slide 24 - Tekstslide

Indeling op basis van?

Slide 25 - Tekstslide

Cultuurelementen
Materiële cultuurelementen
  • zichtbaar
  • kleding, voedsel, architectuur, kunst, inrichting van het landschap, sport
Immateriële cultuurelementen
  • niet zichtbaar
  • taal, godsdienst, gewoonten, gebruiken, opvattingen

Slide 26 - Tekstslide

Zoek een foto van diffusie en plak deze als antwoord.

Slide 27 - Open vraag

Beoordeel jezelf
Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Tips voor de docent om de lessen nog beter te maken

Slide 30 - Open vraag

Opdrachten maken
1.1 - opdracht 1 tot en met 6
1.2 - opdracht 1 tot en met 6

Slide 31 - Tekstslide