V2 Grammatica 20: naamwoordelijk gezegde


Welkom v2at!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les


Welkom v2at!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. Herhaling/terugblik vorige les
  2. Grammatica 20: naamwoordelijk gezegde
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide

Welke drie soorten werkwoorden zijn er?
(je mag de afkortingen gebruiken)

Slide 4 - Open vraag

Noem de twee belangrijkste koppelwerkwoorden.

Slide 5 - Open vraag

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?

Ik blijf liever altijd jong.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?

Tablets zijn de afgelopen jaren steeds goedkoper geworden.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het koppelwerkwoord in de volgende zin?

De hype is fantastisch en is voorlopig nog niet voorbij.

Slide 8 - Open vraag

Doel: Je leert wat het naamwoordelijk gezegde is en hoe je deze kunt herkennen in een zin. 

Slide 9 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Van een naamwoordelijk gezegde is sprake als het belangrijkste werkwoord van de zin een koppelwerkwoord is. 

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel (alle werkwoorden) en een naamwoordelijk deel (de toestand of eigenschap waar het onderwerp aan gekoppeld wordt door het koppelwerkwoord). 

Slide 10 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
In de zon zijn de beelden prachtig.

Dus het naamwoordelijk gezegde is: zijn prachtig

Naamwoordelijk deel: prachtig

Werkwoordelijk deel: zijn


Slide 11 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Die serie schijnt leuk te zijn.
 
Dus het naamwoordelijk gezegde is: schijnt leuk te zijn

Naamwoordelijk deel: leuk

Werkwoordelijk deel: schijnt te zijn

Slide 12 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Een zin heeft een werkwoordelijk gezegde OF een naamwoordelijk gezegde. 

Wanneer een zin een zelfstandig werkwoord heeft, is er altijd sprake van een werkwoordelijk gezegde

Wanneer een zin een koppelwerkwoord heeft, is er altijd sprake van een naamwoordelijk gezegde. 

Slide 13 - Tekstslide

Het naamwoordelijk gezegde
Noteer het naamwoordelijk gezegde altijd op de volgende manier:

Ik wil later groot worden.

nwg wd = wil worden
nwg nd = groot

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
Ivar wil graag archeoloog worden.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
De gasprijzen zijn de laagste van de afgelopen periode.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
De inflatie is de afgelopen maanden iets lager geworden.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
Dat lijkt me nog niet zo eenvoudig!

Slide 18 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
Het fileprobleem is het afgelopen jaar veel groter geworden.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
Zijn laatste film was een herhaling van eerder werk.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
De aanschaf van de hogesnelheidstrein bleek een fiasco.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
Telefoneren in stiltecoupés blijft irritant.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Noteer je antwoord op de juiste manier.
Het downloaden van speelfilms is sinds 2016 ook voor consumenten illegaal.

Slide 23 - Open vraag

Opdracht maken
  • Maak opdracht 6 op pagina 85 van je boek. 
  • Je krijgt hier 10 minuten de tijd voor. 
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 6 nakijken
a pv: is, ond: schaken, nwg wd: is, nwg nd: een denksport
b pv: wordt, ond: de hond, wwg: wordt geslagen
c pv: blijft, ond: hij, wwg: blijft staan
d pv: blijft, ond: Amurra, nwg wd: blijft, nwg nd: altijd aardig en behulpzaam
e pv: is, ond: de rottweiler, nwg wd: is geweest, nwg nd: de afgelopen jaren de minst gekozen hond
f pv: was, ond: Jelle, wwg: was
g pv: zijn, ond: overstromingen nwg wd: zijn geworden, nwg nd: een groot risico
h pv: gooide, ond: Steffen, wwg: gooide het bijltje erbij neer

Slide 25 - Tekstslide

Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is en hoe je deze herkent in een zin.
A
ja
B
nee
C
zo ongeveer

Slide 26 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 26 februari
  • Huiswerk: leren p. 186-195 en 82 en 84 (voorzetselvoorwerp niet)
  • Meenemen: leesboek, boek, schrift, pen en LAPTOP
  • Programma: grammatica 20 herhaling

Slide 27 - Tekstslide