Meervoud

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Welkom!

- Aan het einde van de les hebben we de opdrachten van vorige les besproken. 

- Aan het einde van de les heb je geoefend met het meervoud van zelfstandige naamwoorden. 

• De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een enkelvoud en een meervoud. Je maakt het meervoud door      -(e)n, -s of -eren achter het woord te zetten

- boek > boeken

- vakantie > vakanties 

- kind > kinderen 

• Woorden die eindigen op a, i, o, u of y  krijgen in het meervoud een 's

- oma > oma's

- hobby > hobby's

- ski > ski's

Wat is het meervoud van: accu?

1. accu'en
2. accus
3. accuus
4. accu's

• Bij woorden die eindigen op -s moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen naar een -z. 

- huis > huizen 

• Woorden die eindigen op -f moet je in het meervoud soms de laatste letter veranderen naar een -v. 

-  erf > erven 

Wat is het meervoud van: neus?

• Bij sommige woorden moet je een klinker weghalen of er een medeklinker bij zetten. 

- Boom > bomen 

Wat is het meervoud van: blok?

1. bloken
2. blokken
3. blok's
4. blokk'en

• In sommige woorden verandert de klinker in het meervoud. 

- stad > steden 

Wat is het meervoud van: schip?

1. schippen
2. schip's
3. schepen
4. scheepen

• Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen meervoud. 

- Hersenen

Heeft het woord 'rommel' een meervoudsvorm?

1. Ja
2. Nee

Aan de slag!

• Maken opdracht 20 

Huiswerk: 

• Theorie lezen op bladzijde 46 en 47.
• Maken opdracht 21 en 22