4H thema 4 bs 3 De evolutietheorie + bs 4 evolutie in populaties
De evolutietheorie
Havo 4
Thema 4
BS 3
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
De evolutietheorie
Havo 4
Thema 4
BS 3
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Leerdoel
Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
Programma
Feiten of fabels
De evolutietheorie
Zelf werken
Slide 2 - Tekstslide
Feit of fabel: De mens stamt af van de mensaap
A
Feit
B
Fabel
Slide 3 - Quizvraag
Feit of fabel: De mens stamt af van de neanderthalers
A
Feit
B
Fabel
Slide 4 - Quizvraag
Feit of fabel: Zonder verschillende allelen was evolutie niet mogelijk
A
Feit
B
Fabel
Slide 5 - Quizvraag
Feit of fabel: Er zijn vijf rijken: dieren, planten, schimmels, bacteriën en virussen
A
Feit
B
Fabel
Slide 6 - Quizvraag
Feit of fabel: Slangen hadden benen
A
Feit
B
Fabel
Slide 7 - Quizvraag
Feit of fabel: De mens is klaar met evolueren
A
Feit
B
Fabel
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Evolutietheorieën
Creationisme:
de aarde en organismen zijn geschapen
sommige organen te ingewikkeld om door evolutie te zijn ontstaan --> intelligente schepper
Lamarck (1744-1829):
eigenschappen veranderen tijdens leven individu
veranderde eigenschap wordt doorgegeven
Darwin (1809-1882):
On the origin of species (1859) --> evolutietheorie
Gregor mendel (1822-1884)
DNA bevat alle erfelijke eigenschappen
Voor het eerst ontdekt in 1871
Structuur pas ontdekt in 1953
Slide 11 - Tekstslide
Neodarwinistische evolutietheorie
Genetische variatie
Mutaties
Selectiedruk
Natuurlijke selectie / survival of the fittest
Fitness
geologische isolatie
Slide 12 - Tekstslide
Mutaties
Toevallige veranderingen in het DNA van een organisme
Heel normaal, hele tijd door bij replicatie (kopiëren) van DNA
Mutaties hebben bijna nooit effect op organisme, maar:
Door mutatie op mutatie kunnen eigenschappen van organismen wel veranderen.
Drijvende kracht achter Evolutie!
Slide 13 - Tekstslide
Evolutie
Verschillen in genotypen door mutaties --> ontstaan allelen --> genetische variatie
Natuurlijke selectie = organismen met gunstige eigenschappen overleven en hebben meer kans om zich voort te planten dan organismen met 'ongunstige eigenschappen'
Survival of the fittest = Organismen die beter kunnen overleven, kunnen zich voortplanten. Hierdoor gaat een soort steeds beter passen in zijn omgeving
Overerving van de 'goede eigenschappen
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld van evolutie
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld van evolutie
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld van evolutie
Slide 17 - Tekstslide
Evolutie
Selectiedruk = invloed van milieufactoren op genetische variatie.
hoger --> minder variatie
lager --> overleving voor iedereen makkelijker
Fitness = voortplanting geschiktheid doordat het organisme het beste is aangepast.
Fitness is afhankelijk van het milieu.
Adaptatie = aanpassing
Slide 18 - Tekstslide
Door evolutie
A
Past een populatie zich op de lange termijn aan op het milieu
B
Kan een individu zich direct aanpassen aan het milieu
Slide 19 - Quizvraag
Wat heb je niet nodig voor evolutie?
A
verandering van het milieu
B
natuurlijke selectie
C
al deze antwoorden zijn nodig voor evolutie
D
genetische variatie
Slide 20 - Quizvraag
Waar staat 'fitness' voor bij evolutie?
A
hoe goed je kan overleven
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 21 - Quizvraag
Het veranderen van een soort
Niet alle individuen van dezelfde soort zijn gelijk (genetische variatie).
Die het beste passen in de omstandigheden en in het gebied hebben op dat moment meer overlevingskans.
Ook meer kans op voortplanting, dus om dit door te geven aan nakomelingen.
Na vele jaren zie je deze variant van de soort (bijna) alleen nog maar en zijn andere varianten (bijna) verdwenen).
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Evolutie laatste tijd?
Bijvoorbeeld de berkenspanner. Berkenbomen zijn wit, maar in vervuilde omgevingen worden de stammen zwart.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Soortvorming
geografisch: doordat twee populaties van elkaar gescheiden worden
in zelfde gebied : geen voorplanting door mutaties, verschil baltsgedrag
Slide 27 - Tekstslide
Oorzaken van reproductieve isolatie
Geografische isolatie.
Ontstaan van bergen
rivieren
Flinke bosbrand
Ontstaan van eilanden bijv vulkanische
Slide 28 - Tekstslide
geografische isolatie
Slide 29 - Tekstslide
Micro-, macro- en co-evolutie
Micro-evolutie: verandering van allelfrequenties in een populatie
Macro-evolutie: ontstaan van nieuwe soorten
Co-evoluite:een evoluerende soort beïnvloedt de evolutie van een andere soort
Slide 30 - Tekstslide
4.4 Evolutie in populaties
Slide 31 - Tekstslide
'Soort' vs. 'Populatie'
Allelfrequentie
Seksuele selectie
Genetic Drift
4.4 Evolutie in populaties
Slide 32 - Tekstslide
Definities
Soort = organismen die op natuurlijke wijze onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. (bijv. honden)
Hoe zit het met de lijger?
Slide 33 - Tekstslide
Definities
Populatie = Alle individuen van een soort die in een bepaald gebied leven en onderling voortpanten
Genenpool is alle verschillende genen die voorkomen in een populatie
Gene flow = (incidentele) uitwisseling van genen tussen populaties
Slide 34 - Tekstslide
Stel dat....
- Populaties volledig gescheiden zijn
- Ze groot genoeg zijn
- Er geen evolutie optreedt (allelen hebben dus geen specifiek voordeel)
Dan blijkt dat de allelfrequenties in populaties constant blijven
(voorbeeld bij mensen is oogkleur of bloedgroep)
Slide 35 - Tekstslide
Sommige allelfrequenties zijn stabiel (bloedgroepen bij mensen).
Veel allelfrequenties worden beïnvloedt door gebeurtenissen.
Specifieke richting -> Evolutie
Door toeval -> Genetic Drift
4.4 Evolutie in populaties
Slide 36 - Tekstslide
Evolutie
Mutaties zorgen voor nieuwe varianten van genen, vooral als deze dominant zijn zal snel worden geselecteerd op het positieve/nadelige effect.
Waarom bij vooral bij dominante allelen?
Slide 37 - Tekstslide
Evolutie
Als een eigenschap voordeel oplevert voor overlevingskans, zorgt natuurlijke selectie voor survival of the fittest
In sommige gevallen levert een eigenschap alleen voordeel op voor de voortplantingskans* dan spreken we van seksuele selectie
Slide 38 - Tekstslide
Allelfrequentie sikkelcelanemie
Slide 39 - Tekstslide
In heterozygote toestand (HbNHbS) verzooraakt het slechts een lichte vorm van anemie (bloedarmoede).
Sikkelcelanemie wordt veroorzaakt door het allel HbS.