Zenuwstelsel en Spieren 4.1 en 4.2 H4

Zenuwstelsel en Spieren






4.1 en 4.2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zenuwstelsel en Spieren






4.1 en 4.2

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Over het zenuwstelsel en spieren

Geen toets? 
Praktische opdracht?
Onderzoek?
Meer info volgt... 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al van het zenuwstelsel?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat prikkels zijn en er voorbeelden van geven.
  • Je kunt uitleggen waar de receptoren voor prikkels zich in het lichaam bevinden.
  • Je kunt uitleggen hoe en onder welke voorwaarden prikkels in impulsen worden omgezet.
  • Je kunt beschrijven hoe impulsen leiden tot een reactie van het lichaam.
  • Je kunt in een figuur de delen van het zenuwstelsel benoemen.
  • Je kunt het verband uitleggen tussen het zenuwstelsel en de homeostase van het lichaam.
  • Je kunt de hoofdtaken van het zenuwstelsel noemen.
  • Je kunt de bouw en werking van de drie typen zenuwcellen beschrijven.





Slide 4 - Tekstslide

Functies Zenuwstelsel
(1) Regeling van de homeostase. 

(2) Coördinatie van de activiteiten van organen. 

(3) Coördinatie van de contacten met de buitenwereld.
 
(4) Coördinatie van psychische functies. 

Slide 5 - Tekstslide


Hormonale regulatie
Langzaam
Moleculen via bloedvaten
Ongericht


Zenuwstelsel
Snel
Impulsen via zenuwen
Zeer gericht
Communicatie tussen organen

Slide 6 - Tekstslide

Zenuwstelsel en spieren
samenwerking in het lichaam:

  • de antennes (alle zintuigen)
  • de verwerking (hersenen, ruggenmerg, zenuwen)
  • het reageren (spieren en klieren)
  • het regelen en aansturen (hormoon- en zenuwstelsel)

Slide 7 - Tekstslide

Prikkel
= verandering in je omgeving die je kunt waarnemen (zowel binnen als buiten lichaam)

opgevangen door receptoren (gespecialiseerd in één type prikkel) die vaak gelegen zijn in een zintuig.

Slide 8 - Tekstslide

Adequate prikkel
Impuls

Slide 9 - Tekstslide

Prikkel
= verandering in je omgeving die je kunt waarnemen (zowel binnen als buiten lichaam)

opgevangen door receptoren (gespecialiseerd in één type prikkel) die vaak gelegen zijn in een zintuig.

Slide 10 - Tekstslide

Prikkels van buiten  -->
Impulsen lopen over de zenuwen

Slide 11 - Tekstslide

Impuls
een receptor zet een prikkel om in een impuls (elektrisch stroompje), en geeft dit door aan een zenuwcel

via de zenuwcellen komt de impuls bij je hersenen terecht
 

Slide 12 - Tekstslide

Prikkelsterkte

    Sterkere prikkel  = toename impulsfrequentie 

    De impulssterkte blijft altijd hetzelfde 

    Slide 13 - Tekstslide

    Drempelwaarde
    De zwakste prikkel waardoor een receptor nog geprikkeld kan worden, noem je de drempelwaarde ofwel prikkeldrempel. Een prikkel die onder de prikkeldrempel zit, levert geen impulsen op 

    Sterkere prikkel = toename impulsfrequentie 

    Slide 14 - Tekstslide

    Gewenning
    Als de prikkel aanhoudt, dan zal er gewenning optreden....

    Gevolg: drempelwaarde gaat omhoog, minder tot geen impulsen worden afgegeven


    Slide 15 - Tekstslide

    juist of onjuist?

    Een harder geluid leidt tot een hogere impulsfrequentie in de gehoorzenuwen dan een zachter geluid.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 16 - Quizvraag

    juist of onjuist?

    Warmte is voor het gehoorzintuig een adequate prikkel.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 17 - Quizvraag

    juist of onjuist?

    Er bestaan vele verschillende typen prikkels, maar impulsen zijn allemaal gelijk.
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 18 - Quizvraag

    Zenuwcellen / Neuronen
    3 soorten:

    - Gevoelszenuwcel (sensorische)

    - Schakelcel

    - Bewegingszenuwcel (motorische)

    BINAS 88A

    Slide 19 - Tekstslide

    Bouw van zenuwcel / neuron:
    Dendrieten - Cellichaam - Axon
    Gevoelszenuwcel
    (Sensorische ZC)
    Bewegingszenuwcel
    (Motorische ZC)
    Schakelzenuwcel

    Slide 20 - Tekstslide

    Zenuwcel (neuron)
    1. Dendriet: impuls ontvangen
    2. Cellichaam: bevat celorganellen
    3. Celkern: regelen celprocessen
    4. Axon: vervoert impuls naar synaps
    5. Myelineschede: verhogen impulssnelheid, isolatie
    6. Synaps: uiteinde axon, impuls springt over naar volgende zenuwcel

    Slide 21 - Tekstslide

    1) Impuls naar hersenen toe

    2) Verwerking in hersenen

    3) Impuls terug

    Slide 22 - Tekstslide

    Dendriet
    Cellichaam
    Kern
    Axon
    Myelineschede
    Synaps

    Slide 23 - Sleepvraag

    Zenuwcel
    (neuron)
    Zenuwcel bestaat uit:
    1. Dendriet
    2. Cellichaam
    3. Celkern
    4. Axon
    5. Myelineschede
    6. Synaps

    Slide 24 - Tekstslide

    Wat is het verschil tussen een prikkel en een impuls? (kies 2 antwoorden)
    A
    Een prikkel is informatie uit de omgeving
    B
    Een impuls is informatie uit de omgeving
    C
    Een prikkel is een elektrisch stroompje
    D
    Een impuls is een elektrisch stroompje

    Slide 25 - Quizvraag

    Welk type zenuwcel zorgt ervoor dat spieren aangestuurd worden?
    A
    Bewegingszenuwcel (motorisch)
    B
    Gevoelszenuwcel (sensorisch)

    Slide 26 - Quizvraag

    Welk deel van een zenuwcel leidt impulsen van het cellichaam af?
    A
    Dendriet
    B
    Axon

    Slide 27 - Quizvraag

    Welk type zenuwcel vervoert de impulsen vanaf de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel?
    A
    Schakelcel
    B
    Gevoelszenuwcel
    C
    Bewegingszenuwcel
    D
    Spiercel

    Slide 28 - Quizvraag

    Wat ga je nu doen?
    A
    Thema 13
    B
    Hoofdstuk 6
    C
    Hoofdstuk 4
    D
    Thema 4

    Slide 29 - Quizvraag

    Krijgen we in periode 4 voor Biologie een toets?
    A
    Ja
    B
    Nope

    Slide 30 - Quizvraag

    Ik word niet beoordeeld op mijn houding gedurende de les
    A
    Klopt helemaal
    B
    Nee, dit klopt niet. Ik word ook beoordeeld op inzet

    Slide 31 - Quizvraag

    *extra* Reactiesnelheid en verkeer
    Reactiesnelheid (tijd tussen ontvangen prikkel en reactie) = 0,2 seconde 

    dit is (evolutionair gezien) afgestemd op mensen die lopen (en geen auto rijden)

    vandaar dat het vertragen van de reactiesnelheid erg gevaarlijk is in het verkeer (drugs, alcohol, mobiel, vermoeidheid etc)

    Slide 32 - Tekstslide

    Slide 33 - Tekstslide

    Wat voor effect zal alcohol hebben op de reactieweg, remweg en stopafstand?

    Slide 34 - Open vraag

    Leerdoelen
    • Je kunt uitleggen wat prikkels zijn en er voorbeelden van geven.
    • Je kunt uitleggen waar de receptoren voor prikkels zich in het lichaam bevinden.
    • Je kunt uitleggen hoe en onder welke voorwaarden prikkels in impulsen worden omgezet.
    • Je kunt beschrijven hoe impulsen leiden tot een reactie van het lichaam.
    • Je kunt in een figuur de delen van het zenuwstelsel benoemen.
    • Je kunt het verband uitleggen tussen het zenuwstelsel en de homeostase van het lichaam.
    • Je kunt de hoofdtaken van het zenuwstelsel noemen.
    • Je kunt de bouw en werking van de drie typen zenuwcellen beschrijven.





    Slide 35 - Tekstslide

    Doen
    Maak de opgaven die horen bij paragraaf 1 en 2

    Zoek eventueel zelf informatie/animaties op:
    Biologiepagina.nl (VWO 5, Regeling)
    Youtube 

    Slide 36 - Tekstslide