2BBA vrijdag 19 maart

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: 

  • Terugblik: lijdend voorwerp
  • Doel van de les
  • Huiswerk 
  • Door met paragraaf spelling
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting les

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Na vandaag ken je:

De spelling van werkwoorden en kun je zelfstandige naamwoorden benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik: wat weet je nog?
Even herhalen:

Het stappenplan:
1. Wat is de persoonsvorm?
2. Zoek het wwg (zijn er nog meer werkwoorden?)
3. Wat is het onderwerp?

Lijdend voorwerp
Wie of wat doet het onderwerp??


Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zinnen?

https://www.jufmelis.nl/zinsontleding/lijdend-voorwerp/lijdend-voorwerp-2

Slide 5 - Tekstslide

Het huiswerk bespreken:
Paragraaf 3.5 (grammatica), opdracht 3a tot en met 12





Slide 6 - Tekstslide

SPELLING, paragraaf 3.6
Waarom is spelling belangrijk?

Slide 7 - Tekstslide

Wat staat hier nou eigenlijk?!
Daarom is spelling zo belangrijk!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Regels
* Bij 'ik' schrijf je de ik-vorm:                                      ik loop
* Bij jij, u/hij/zij/het schrijf je de ik-vorm + t:               jij loopt
* Als de ik-vorm eindigt op t, dan geen extra t
* Als je of jij achter de PV staat, dan ik vorm:           Loop jij? 
* Bij meervoud: hele werkwoord:                              Wij lopen

Slide 12 - Tekstslide

STAP VOOR STAP

Stap 1. Staat de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?

Tegenwoordige tijd: 
Ik loop                     ik rijd                                      ik-vorm
Hij loopt                   hij rijdt                                    ik-vorm + t
Loopt hij?                Rijdt hij?                                 ik vorm
Wij lopen                 Wij rijden                                hele werkwoord

Slide 13 - Tekstslide

Verleden tijd
Als iets al is gebeurd, is het werkwoord een VOLTOOID deelwoord geworden: heeft gewerkt, is gebeurd, enzovoort.

Vaak kun je horen of je het met een d of met een t moet schrijven. Weet je het niet zeker? Gebruik dan de regels van 't-kofschip (ALLEEN BIJ VERLEDEN TIJD!)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen
.........(computeren) hij iedere dag? (tt)

Hij (klussen) ........ gisteren de hele dag (vt) (kofschip!)

Hij (worden) ......... morgen verrast (tt)

Zij (bestuderen).......... de stof erg goed (tt)

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
Wat
afmaken Paragraaf 3.5 (lijdend voorwerp), opdracht 3a tot en met 12
Hoe
Zelfstandig
Hulp nodig?
Docent loopt langs
Hoe lang
15 minuten
Klaar?
Maken paragraaf 3.6 (spelling), opdrachten vanaf inleiding tot en met 1.7

Slide 17 - Tekstslide

Afsluiten
Weten we wat een lijdend voorwerp is?
Stappenplan zinsontleding, hoe? 
Volgende keer: verder met spelling
Wat vond je van de les?



Huiswerk: 
Maken paragraaf 3.6 (spelling), opdrachten vanaf inleiding tot en met 1.7




Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link