Paragraaf 3.5 (grammatica), opdracht 3a tot en met 12
Slide 6 - Tekstslide
SPELLING, paragraaf 3.6
Waarom is spelling belangrijk?
Slide 7 - Tekstslide
Wat staat hier nou eigenlijk?!
Daarom is spelling zo belangrijk!
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Regels
* Bij 'ik' schrijf je de ik-vorm: ik loop
* Bij jij, u/hij/zij/het schrijf je de ik-vorm + t: jij loopt
* Als de ik-vorm eindigt op t, dan geen extra t
* Als je of jij achter de PV staat, dan ik vorm: Loop jij?
* Bij meervoud: hele werkwoord: Wij lopen
Slide 12 - Tekstslide
STAP VOOR STAP
Stap 1. Staat de zin in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?
Tegenwoordige tijd:
Ik loop ik rijd ik-vorm
Hij loopt hij rijdt ik-vorm + t
Loopt hij? Rijdt hij? ik vorm
Wij lopen Wij rijden hele werkwoord
Slide 13 - Tekstslide
Verleden tijd
Als iets al is gebeurd, is het werkwoord een VOLTOOID deelwoord geworden: heeft gewerkt, is gebeurd, enzovoort.
Vaak kun je horen of je het met een d of met een t moet schrijven. Weet je het niet zeker? Gebruik dan de regels van 't-kofschip (ALLEEN BIJ VERLEDEN TIJD!)
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Oefenen
.........(computeren) hij iedere dag? (tt)
Hij (klussen) ........ gisteren de hele dag (vt) (kofschip!)
Hij (worden) ......... morgen verrast (tt)
Zij (bestuderen).......... de stof erg goed (tt)
Slide 16 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Wat
afmaken Paragraaf 3.5 (lijdend voorwerp), opdracht 3a tot en met 12
Hoe
Zelfstandig
Hulp nodig?
Docent loopt langs
Hoe lang
15 minuten
Klaar?
Maken paragraaf 3.6 (spelling), opdrachten vanaf inleiding tot en met 1.7
Slide 17 - Tekstslide
Afsluiten
Weten we wat een lijdend voorwerp is?
Stappenplan zinsontleding, hoe?
Volgende keer: verder met spelling
Wat vond je van de les?
Huiswerk:
Maken paragraaf 3.6 (spelling), opdrachten vanaf inleiding tot en met 1.7