Partie nagerechten gevorderd hoofdstuk 3.7 Bon bons en eiwitschuim hoofdstuk 3.8 klein patisserie en nougat

Schrijf hier een aantal
steekwoorden op over het
onderwerp van de vorige les
1 / 25
volgende
Slide 1: Woordweb
KokMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Schrijf hier een aantal
steekwoorden op over het
onderwerp van de vorige les

Slide 1 - Woordweb

Partie nagerechten gevorderd hoofdstuk 3.7 Bon bons en eiwitschuim hoofdstuk 3.8 klein patisserie en nougat

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk het filmpje op de volgende pagina en geef antwoord op de vragen in de vervolg pagina's

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

welke crème wordt er veel als vulling in bon bons gebruikt?
A
Crème brulee
B
Crème caramel
C
Crème fraische
D
Boter crème

Slide 5 - Quizvraag

Uit welke 2 ingrediënten bestaat praline?

Slide 6 - Open vraag

er zijn 2 technieken om bonbons te maken, welke zijn dit?
A
Mouleren
B
Tempreren
C
Canneleren
D
Glaceren

Slide 7 - Quizvraag

Na welke van deze technieken worden de bon bons gevuld?

Slide 8 - Open vraag

Aan het einde van de bewerking van de truffel wordt hij omgewenteld in
A
Hagelslag
B
Cocos
C
Cacao
D
Vlokken

Slide 9 - Quizvraag

Klik de link aan op de volgende pagina, lees de site goed door en geef antwoord op de vragen op de vervolg pagina's

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Naar welk Zwitserse plaatsje is het Zwitserse eiwitschuim vernoemt?
A
Basel
B
Meiringen
C
Luzern
D
walliser

Slide 12 - Quizvraag

Voor welk eind kenmerk wordt er suiker toegevoegd aan de eiwit
A
zoet
B
knapperig
C
zout
D
Mals

Slide 13 - Quizvraag

Waarmee maak je de bekken vet vrij?
A
vet vrij papier
B
keukenrol
C
sinaasappel
D
citroen

Slide 14 - Quizvraag

Kleine patisserie en nougat

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Waarmee heeft het te maken dat de eieren 1 voor 1 worden toegevoegd?
A
de bindkracht van de bloem
B
de bindkracht van het ei
C
de bindkracht van de boter
D
de bindkracht van het water

Slide 17 - Quizvraag

Op hoeveel graden moet de oven staan?
A
150/160
B
210/220
C
200/210
D
180/190

Slide 18 - Quizvraag

Aan welk ingrediënt heeft de soes zijn goud/gele kleur te danken?
A
room
B
melk
C
boter
D
bloem

Slide 19 - Quizvraag

Klik op de link op de volgende pagina, lees de pagina goed door.
Beantwoord na het lezen de vragen op de vervolg pagina's

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Welke zoete deegsoorten kennen we?
A
kruimeldeeg, trekdeeg en wrijfdeeg
B
Roerdeeg, trekdeeg en wrijfdeeg
C
Roerdeeg, wrijfdeeg en brooddeeg
D
Kruimeldeeg, wrijfdeeg en roerdeeg

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn de ingrediënten van een 1, 2, 3 deeg?
A
Patentbloem 100 gram Boter 200 ram Suiker 300 gram
B
Boter 100 gram kristalsuiker 200 gram Patentbloem 300 gram
C
Basterdsuiker 100 gram Boter 200 gram Patentbloem 300 gram
D
Patentbloem 100 gram ei 200 gram kristalsuiker 300 gram

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Video

Huiswerk
Maak de opdrachten in je werkboek 
Hoofdstuk 3.7 en 3.8

Slide 25 - Tekstslide