Vrijdag 14 juni

Lezen & Uitwisselen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lezen & Uitwisselen

Slide 1 - Tekstslide

Vrijdag                                                     14  juni  2024                     
jhjjWoo
08.30 - 09.10 uur
09.10 - 10.10 uur 
Leescafé 
Rekenen
10.10- 10.30 
P A U Z E
10.30- 11.20 uur 
Woordenschat [NIEUW]
11.20- 12.10 uur 
DISK
12.10- 12.40 uur 
P A U Z E
12.40- 13.30 uur 
Begrijpend Lezen
13.30- 14.20 uur  
Luisteren 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstanding oefenen
Heb je een vraag? Laat het jouw docent weten of vraag jouw buurvrouw of buurman.

Kijk ook naar de uitleg op de eerste pagina van het hoofstuk. 

Slide 8 - Tekstslide

PAUZE 

Genietse en terug met het 2e belletje

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 11 - Tekstslide

recent
  • als iets kort geleden is gebeurd/recentelijk
  • pas geleden
  • heeft te maken met: tijd
  • tegenstelling: lang geleden, vroeger
  • Zin: De leerlingen hebben recent de toetsen gemaakt.
  • Zin: Het is nog maar recent dat het coronavaccin is ontwikkeld.
  • Zin: Deze mensen zijn recentelijk getrouwd.

Slide 12 - Tekstslide

riant

  • groot of veel of ruim
  • synoniem: royaal
  • tegenstelling: klein, weinig
  • Zin: De voetballer verdient een riant salaris.
  • Zin: Ik zou het heel fijn vinden om in een riant                                                    huis te kunnen wonen.

Slide 13 - Tekstslide

vergoeden

  • geld geven omdat iemand iets heeft gedaan
  • meestal niet zo'n groot bedrag/niet zo veel geld
  • soms krijg je iets als je klusjes doet.
  • niet hetzelfde als salaris: dat is bij een baan
  • de vergoeding
  • Zin: Als je stage loopt, krijg je soms een vergoeding.
  • Zin: Ik zou het fijn vinden als de buurman vergoedt wanneer ik iets voor hem doe.

Slide 14 - Tekstslide

het toeval

  • dingen die tegelijkertijd gebeuren, terwijl het niet is afgesproken 
  • je het kunt  niet voorspellen wat er gaat gebeuren, niet van te voren bedenken;
  • bijvoegelijk naamwoord: toevallig
  • Zin: Het was toeval dat de meisjes elkaar tegenkwamen op straat. 
  • Zin: Mijn fiets kreeg een lekke band maar toen kwam Yaroslav en kon mij helpen, het was toeval.

Slide 15 - Tekstslide

het verzoek

  • de vraag om iets te doen of juist niet te doen
  • synoniem: de vraag/ de aanvraag
  • werkwoord: verzoeken/ een verzoek doen;                                                                ik verzoek je/ ik doe je een verzoek              vt: ik verzocht je ......
  • Zin: De directeur verzoekt het personeel op tijd te komen.
  • Zin: Ik doe jullie een dringend verzoek: maak goede aantekeningen!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Waar zie je een voorbeeld van:
het toeval
A
Ik spreek met mijn vriendin af dat wij samen koffie gaan drinken.
B
Ik ben in de stad en kom mijn vriendin tegen. We hadden niet afgesproken om elkaar te ontmoeten!

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor:
riant

Slide 19 - Open vraag

Wat bedoelen we met het woord:
recent
A
iets van de toekomst
B
iets van het verleden
C
iets wat nooit is geweest
D
iets van deze tijd

Slide 20 - Quizvraag

In welke zin wordt het woord
vergoeden (vergoeding)
goed gebruikt?
A
Ik heb gewerkt. Daarom moet ik een vergoeding krijgen.
B
Het salaris is hetzelfde als een vergoeding.
C
Ik moet mijn boodschappen vergoeden.
D
Mijn fiets is kapot. Dat heeft mijn vriend gedaan. Hij moet het vergoeden.

Slide 21 - Quizvraag

Welk verzoek heb jij aan je docent?

Slide 22 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 23 - Tekstslide

Hij heeft heel ............... zijn rijbewijs gehaald.

Slide 24 - Open vraag

Die filmsterren wonen in een .................. woning.

Slide 25 - Open vraag

Is ..... ................... dat ik jou hier nu tegenkom?

Slide 26 - Open vraag

De verzekering ........................ de schade aan mijn auto.

Slide 27 - Open vraag

Ik wil jou een ........................ doen. Wil je mij helpen?

Slide 28 - Open vraag

Zinnen maken

V
U
T
Het
model

Slide 29 - Tekstslide

Zinnen maken

Slide 30 - Tekstslide

Zinnen maken

Slide 31 - Tekstslide

Zinnen maken

Slide 32 - Tekstslide

Voorbereiding: Lees- en schrijfopdrachten als groep
2. Vragen formuleren
1. Lezen en worden opzoeken
3. Teksten ruilen

Slide 33 - Tekstslide

Zinnen maken

Spirited Away 

Slide 34 - Tekstslide

Zinnen maken

Slide 35 - Tekstslide