Economie: Productiefactoren, Productiesectoren en Indexcijfers

H1.1        Productiefactoren, Productiesectoren en Indexcijfers
4 Mavo 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1.1        Productiefactoren, Productiesectoren en Indexcijfers
4 Mavo 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
1. Je kunt de productiefactoren noemen en voorbeelden erbij geven en kunt uit een tekst de productiefactoren herkennen.
2 Je kunt vier productiesectoren en voorbeelden bij elke sector noemen.

3  Je kunt de kenmerken van zwart, wit en grijs werk noemen.

4 Je kunt het begrip beroepsbevolking uitleggen. 
5 Je kunt een indexcijfer berekenen en indexcijfers interpreteren.

Slide 2 - Tekstslide

Leg de leerdoelen van de les uit aan de leerlingen. Benadruk dat ze aan het einde van de les deze doelen moeten kunnen bereiken.
Wat weet je al over productiefactoren, productiesectoren en indexcijfers?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Productiefactoren
Productiefactoren zijn de middelen die nodig zijn voor het produceren van goederen en diensten.

Voorbeelden zijn arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap.

Slide 4 - Tekstslide

Beschrijf wat productiefactoren zijn en geef voorbeelden. Vraag de leerlingen om mee te denken en voorbeelden te noemen.
Productiefactoren herkennen
Lees de tekst en markeer de productiefactoren die je kunt vinden.

Slide 5 - Tekstslide

Geef de leerlingen een korte tekst waarin productiefactoren worden genoemd. Laat hen de productiefactoren markeren en bespreek de antwoorden daarna gezamenlijk.
Productiesectoren
Er zijn vier productiesectoren: primaire sector, secundaire sector, tertiaire sector en quartaire sector. Elke sector heeft zijn eigen kenmerken en voorbeelden.

Slide 6 - Tekstslide

Leg uit wat productiesectoren zijn en noem voorbeelden bij elke sector. Vraag de leerlingen om andere voorbeelden te bedenken.
Kenmerken van zwart, wit en grijs werk
Zwart werk is illegaal en wordt niet geregistreerd. Wit werk is legaal en wordt geregistreerd. Grijs werk is een combinatie van zwart en wit werk.

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijf de kenmerken van zwart, wit en grijs werk. Bespreek met de leerlingen waarom zwart werk illegaal is en wat de gevolgen kunnen zijn.
Beroepsbevolking
De beroepsbevolking bestaat uit mensen die kunnen en willen werken. Het omvat zowel werkenden als werklozen.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit wat de beroepsbevolking is en dat het zowel werkenden als werklozen omvat. Bespreek de redenen waarom mensen werkloos kunnen zijn.
Indexcijfers
Een indexcijfer geeft de verhouding weer tussen een bepaalde waarde en een referentiewaarde. Het wordt gebruikt om veranderingen in bijvoorbeeld prijzen of productie weer te geven.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wat indexcijfers zijn en waarvoor ze worden gebruikt. Bespreek met de leerlingen waarom indexcijfers handig kunnen zijn in economische analyses.
Indexcijfer berekenen
Bereken het indexcijfer op basis van de gegeven formule.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de leerlingen een formule voor het berekenen van een indexcijfer. Laat hen de berekening maken en bespreek de antwoorden daarna gezamenlijk.
Indexcijfers interpreteren
Interpreteer het gegeven indexcijfer. Wat betekent het voor de waarde die wordt gemeten?

Slide 11 - Tekstslide

Geef de leerlingen een indexcijfer en vraag hen om te interpreteren wat het betekent. Bespreek de antwoorden en laat de leerlingen nadenken over mogelijke gevolgen van de waardeverandering.
Samenvatting
Productiefactoren zijn middelen voor productie. Er zijn vier productiesectoren. Zwart, wit en grijs werk hebben verschillende kenmerken. De beroepsbevolking omvat werkenden en werklozen. Indexcijfers geven verhoudingen weer en kunnen berekend en geïnterpreteerd worden.

Slide 12 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en herhaal de leerdoelen. Geef de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.