Toets 1 - werken in de winkel

• Verkooppraktijk
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Meesterproef 

Economie en Handel, Fase 1 weekritme 2

Werken in de winkel

Je kunt winkels indelen in verschillende vormen. Dat noemen we winkelvormen. Een voorbeeld is een tuincentrum.

Noem 3 andere winkelvormen.

Welke winkels verkopen
Food-producten?

1. Jumbo en HEMA
2. Xenos en Douglas
3. Phone-house en Expert
4. Jack & Jones en IKEA

Ik ga naar de stad om boodschappen te doen. Er is ook markt. Daar haal ik een bos bloemen.
Dit is een voorbeeld van

1. winkel-verkoop.
2. niet winkel-verkoop.
3. een bloemenwinkel.
4. een goed initiatief.

Onder welke branche valt
de Intratuin?

Onder welke branche valt
de Gamma?

Wanneer heeft een winkel een goede looproute?

1. Als een klant zo snel mogelijk de boodschappen kan halen
2. Als de klant niet zo lang hoeft te lopen om bij de winkel te komen.
3. Als een klant langs zoveel mogelijk producten loopt in de winkel.
4. Looproute? Die heb ik met de hond. Een winkel heeft dat niet.

Hoe noem je de glazen buitenkant van de winkel?

Een klant doet een impulsaankoop.
Wat betekent dat?

1. Een klant besluit spontaan / plotseling om iets te kopen.
2. Een klant koop iets dat op het boodschappenlijstje staat.
3. Een klant koopt een lekker snack. Dat geeft hem een impuls (meer energie) om verder te winkelen
4. Een klant koopt iets voor iemand anders.

Geef een goede omschrijving van
'Beroepshouding'

Wat is belangrijk bij een goede beroepshouding?

Wat bedoelen we met
'Artikelen verkoopklaar maken'?

Artikelen die bij elkaar horen noemen we een artikelgroep.

Noem 2 artikelgroepen in een supermarkt:

Noem 2 artikelgroepen in een drogisterij:

Noem 2 artikelgroepen in een tuincentrum:

Wat is dit?
(Plaatje aantikken om in te zoomen)

Wat is een artikelpresentatie?

A =

B =

C =

D =

Reikhoogte

Kijkhoogte

Grijphoogte

Bukhoogte

Wat doe je als je gaat spiegelen?

1. Voordat je de winkelvloer op gaat kijk je in de spiegel of je er goed uit ziet.
2. Je vraagt een college eens goed naar zichzelf te kijken in plaats van alleen kritiek te leveren.
3. Je plaatst artikelen naast elkaar, vooraan in het schap zodat aller er netjes uit ziet.
4. Je gaat alle spiegels in de winkel wassen omdat dat er netjes uit ziet.

Waar staat in de winkel de voorraad?

Sorteer in de volgende dia de artikelen door ze onder de artikelgroep te slepen.

Drogist

Groente

Zuivel

Tandpasta

Sla

WC-Papier

Prei

Shampoo

Wortelen

Melk

Slagroom

Kwark

Scheermesjes

Kokosnoot

Boter

Sorteer in de volgende dia de artikelen door ze onder de artikelgroep te slepen.

Koelcel

Vriescel

Pizza

Boter

IJs

Bitterballen

Melk

Slagroom

Patat

Yoghurt

Noem minstens 5 artikelen die goed
verkopen in een warme zomer.

Noem 2 seizoenartikelen van een kledingzaak.

Wat is het assortiment van een winkel?
Leg dus uit wat het assortiment is. Je hoeft geen voorbeeld te geven

Een winkelier moet goed nadenken over het assortiment dat hij in de winkel heeft. Het moet passen bij de doelgroep.
Wat wordt bedoeld met 'Doelgroep'?

1. Waarom mensen iets kopen
2. Welke mensen de winkelier verwacht dat er komen
3. Klanten die met een groep de winkel in komen
4. Klanten die met 1 doel naar de winkel komen

Heeft een supermarkt een breed of een smal assortiment?

1. Breed
2. Smal

Heeft een slager een diep of een ondiep assortiment?

1. Diep
2. Ondiep

Wat is goed:
Een winkel heeft een......

1. Breed en ondiep assortiment
2. Smal en ondiep assortiment
3. Smal en breed assortiment
4. Breed en diep assortiment

Hoe noem je een gesprek dat je met klanten voert?

1. Verkoopgesprek
2. Informeel gesprek
3. Formeel gesprek
4. Klantgesprek

Als verkoper moet je goed observeren. Wat is dat?

1. Met aandacht naar je telefoon kijken en luisteren
2. Met aandacht naar je werk kijken.
3. Met aandacht naar de radio luisteren.
4. Met aandacht naar de klant kijken en luisteren.